Geplaatst op 1 maart 2017
In de winter trekken staartmezen rond, in grote groepen van soms wel tientallen vogels. Ze staan constant met elkaar in contact door te roepen. Je hoort ze al van verre met hun hoge sie-sie-sie-geluidjes en hun getsjirp. Vaak sluiten andere kleine vogels zich aan, zoals goudhaantjes, boomkruipers en mezen. Staartmezen zoeken hun voedsel – zeer kleine insecten en hun poppen, larven en eitjes – vooral hangend aan de dunste twijgen.
Staartmezen zijn heel sociaal en slapen dicht tegen elkaar aan op een tak zittend om hun warmte zoveel mogelijk vast te houden. Het gaat er koddig aan toe: laatkomers proberen een goed plekje te veroveren tussen andere vogels in, want dat is het warmst. Ze gaan bovenop de rug van een andere staartmees zitten en wringen zich dan tussen twee soortgenoten in.
Een wintergroep heeft een territorium dat verdedigd wordt tegen andere groepen staartmezen. Maar in de loop van februari vallen die groepen uiteen en vormen zich paartjes.
Elk paartje staartmees trekt zich terug in een veel kleiner gebied en in maart beginnen ze met de nestbouw. Het duurt wel drie weken voordat het nest af is, want het is kunstig gemaakt.
Een staartmeeswoning is een gesloten, ovaal nest met een holletje als ingang. Het bestaat aan de buitenzijde uit kleine stukjes korstmos, de binnenzijde is bekleed met veren. Het is er wel erg krap, daarom zie je nog weleens een staartmees met een geknakte staart.