Door
Jeanet van Zoelen
Medewerker Vogelbescherming
Geplaatst op 10 oktober 2024
Bij welke windsnelheid waai ik weg? Dat moet je weten als vogel. En hoe je voor die tijd in veiligheid komt. En waar dat is, want een boomkruin vangt juist de wind. En als je niet verder kan vliegen, hoe kan je dan eten zoeken om die gure stormnacht door te komen?
Er zijn vogels die de gure nacht níet doorkomen. Jonge, onervaren uilen bijvoorbeeld, die op hun gehoor jagen en nog niet genoeg vet op hun lijf hebben. Door het lawaai van de wind horen ze hun prooi niet en vinden onvoldoende voedsel. Als de wind langer dan een dag of drie aanhoudt, kunnen ze verhongeren.
Er zijn ook vogels waarvoor storm weleens een gelukje is. Zo kunnen meeuwen na afloop soms hun buik vol eten aan alle kleine zeedieren die door de storm op het strand zijn aangespoeld; krabbetjes, zeesterren, kleine vissen, noem het maar op.
Tot zover de uitzonderingen. Veruit de meeste landvogels vinden het geen pretje, maar hebben wel hun eigen manieren om een storm te overleven. Dat doen ze als volgt. (De zee- en trekvogels zijn weer een heel ander verhaal.)
Bij storm is schuilen natuurlijk het eerste wat de kleine vogels doen. Laag, in de luwte van groenblijvende naaldbomen en in dichte hagen en riet. Daar zijn ze beschermd tegen regen en wind. Daarbij geldt: hoe lager hoe warmer. Holenbroeders, zoals mezen, schuilen ook in holtes. Een nestkastje komt dan goed van pas, dus hang er één op!
Harde wind heet trouwens pas storm als die wind sneller gaat dan 20 meter per seconde (windkracht 9).
Grotere vogels zoals reigers en lepelaars ziet u vaak nog wat langer de elementen trotseren voor ze beschutting zoeken.
Ten tweede hebben vogels een soort ‘zesde zintuig’. Ze voelen vooraf dat een storm op komst is. Handig. De luchtdruk gaat dan plotsklaps omlaag en vogels zijn waarschijnlijk gevoelig voor het verschil. Die waarschuwing geeft ze niet alleen tijd om een schuilplaats te zoeken, maar ook om nog even flink te eten voor het losbarst. Als ze genoeg gegeten hebben, overleven ze zelfs diepvrieskou. Hang dus vooral een voedersilootje op.
Ten slotte kunnen vogels gelukkig ook wat meer kou aan dan wij. Eén reden daarvoor is, dat ze geen warm bloed in hun poten hebben, zo verliezen ze geen warmte door het contact met de koude bodem. (Wij zouden staan te rillen op onze blote, warme voeten.)
Een andere reden is dat vogels een ontzettend dikke donsjas aanhebben. De buitenste, vettige veren schermen nattigheid en kou af en de donsveren daaronder zorgen voor isolatie van dat kleine lijfje. Nu snapt u ook meteen hoe ze zich door zo’n klein gaatje in een boom of nestkast kunnen proppen om te schuilen of te broeden: het is meer veer dan vogel.
Denk dus wel even aan de vogels, in je verwarmde huis. Vinden ze voedsel in de tuin? Hangt er een nestkastje waar ze kunnen schuilen? Maak je dan verder geen zorgen. Je hebt alles voor ze gedaan wat kan en hun instinct doet de rest.
Letterlijk betekent de Latijnse familienaam van stormvogels: zij die bij de storm horen. Deze vogelsoorten leven op de Atlantische oceaan en malen niet om wat wind. Ze laten zich gewoon meevoeren en worden meestal pas langs de Nederlandse kust gezien nadat ze er door een storm zijn heen gewaaid. Vroeger dacht men dat het andersom ging, dat hun komst de storm voorspelde.