Geplaatst op 1 juli 2019
Het platteland natuurvriendelijker inrichten en daarmee ook iets doen om de klimaatdoelstellingen dichterbij te brengen: in het veenweidegebied kan het. Regeringspartij D66 en oppositiepartij GroenLinks sloegen de handen ineen en schreven in de voorbije maanden twee notities waarin zij aan de rest van het parlement laten zien dat een hoger grondwaterpeil een bijzonder goed idee is. Vandaag worden deze nota’s besproken in de Tweede Kamer.
Op veel plaatsen in Nederland wordt het grondwaterpeil kunstmatig laag gehouden. In de van oudsher drassige veenweiden heeft dat grote consequenties. Voor weidevogels als de grutto die hierdoor te lijden hebben omdat hun biotoop onder druk staat, maar ook voor het milieu, omdat het verdrogen van de veenweidegebieden voor een forse CO2-uitstoot zorgt.
GroenLinks en D66 wijzen er in hun nota’s op dat in de bovenste dertig centimeter van het huidige veengebied naar schatting 270 megaton aan CO2 ligt opgeslagen. Dat is bijna anderhalf keer de totale jaarlijkse broeikasuitstoot van Nederland.
Die CO2 komt vrij naarmate de grond verdroogt: geschat wordt dat de veenweidegebieden met nog zo’n 34 centimeter dalen als er niets verandert. Terwijl de zeespiegel stijgt.
Boeren hebben een laag grondwaterpeil nodig om goed te kunnen maaien, maar de bodem is op sommige plekken al zo fors gedaald dat de grenzen zijn bereikt van wat haalbaar is. Daarmee is het voor hen niet langer rendabel om op de oude voet verder te gaan.
Het ligt dus voor de hand dat er ingegrepen wordt. Het ‘vernatten’ van de veengebieden lijkt zelfs laaghangend fruit voor een land dat zichzelf heeft verplicht om klimaatverandering tegen te gaan. Een doel dat Vogelbescherming overigens van harte ondersteunt. Maar ook van boeren komen positieve verhalen: een aantal van hen is al op zoek naar nieuwe manieren om hun land te gebruiken, waarbij de natuur ook de ruimte krijgt.
GroenLinks en D66 gingen niet over één nacht ijs toen ze de initiatiefnota’s opstelden: boeren, landschapsorganisaties en natuurbeschermers als Vogelbescherming kregen de gelegenheid om mee te denken met de politieke partijen die de nota’s opstelden. Logisch misschien, omdat de in heel Europa schaars geworden laagveengebieden van groot belang zijn voor onze boerenlandvogels: grutto’s, kieviten, tureluurs en de nog zeldzamere watersnip hebben baat bij een hoog grondwaterpeil.
Maar de veengebieden zijn ook van belang voor moerasvogels als de purperreiger en de zwarte stern: allemaal soorten die onder druk staan of onder druk hebben gestaan. Tot vreugde van Vogelbescherming behelzen de plannen van beide partijen dan ook een stevige natuurparagraaf, waarmee een bijdrage kan worden geleverd aan de redding van weidevogels als de grutto.
Uiteraard zijn de voornemens niet eenzijdig gericht op natuurbescherming en klimaatdoelen. In de veenweidegebieden wordt flink geboerd en is het de bedoeling dat agrarische bedrijven worden uitgekocht, of worden ondersteund in de omslag naar een boerenbedrijf dat op nattere grond uit de voeten kan.
De initiatieven van D66 en GroenLinks lijken zeker niet kansloos. Het regent de laatste maanden rapporten, ambities en documenten waarin gepleit wordt voor natuurinclusieve landbouw, een steviger inzet op het behoud van biodiversiteit en effectievere maatregelen om milieuvervuiling tegen te gaan. Zo trok de Raad van State een ferme streep door het niet effectieve stikstofbeleid van Nederland en zet minister Schouten van LNV voorzichtige maar duidelijke stappen richting kringlooplandbouw.
Voor Vogelbescherming is het zo helder als glas: Nederland moet niet aarzelen maar nu doorpakken en volop kiezen voor een natuurinclusief platteland. Voor de vogels, de natuur, een gezonde leefomgeving en een toekomstbestendige voedselproductie.