Geplaatst op 24 maart 2014
“Wanneer ik de eerste boerenzwaluwen van het jaar weer boven het paardenstalletje van mijn achterburen hoor kwetteren is mijn dag echt he-le-maal goed. In het ochtendzonnetje koesteren de mannetjes zich in de dakgoot. Zij arriveren als eersten. Ze poetsen hun verenpak na een reis van zes- tot wel tienduizend kilometer. Over de Sahara, Middellandse Zee, Alpen of Pyreneeën vlogen ze feilloos terug. Boerenzwaluwmannetjes zijn erg trouw aan de broedstal. Als enige vogelsoort zingen de mannetjes ook binnenshuis hun kwetterende liedje."
"Van de volwassen zwaluwen komt gemiddeld zo’n veertig procent jaarlijks op het honk terug. De rest heeft de lange reis niet overleefd. Dat heeft het Vogeltrekstation aan de hand van ringterugmeldingen becijferd. Voor jongen ligt dat anders. De kans dat een jong succesvol naar Nederland terugkeert als broedvogel is maar zo’n veertien procent! Geen wonder dat boerenzwaluwparen minstens twee nestjes per jaar groot moeten brengen om de populatie in stand te houden."
"Boerenzwaluwen wennen snel aan vaste werkzaamheden in een stal. Ze vliegen bijvoorbeeld nauwelijks op voor mijn achterbuurman, wanneer hij zijn beesten verzorgt. Voor nestcontroles slaan de zwaluwen wel ‘alarm’. Maar na de controle gaan ze direct over tot de orde van de dag: insecten vangen boven bloemrijke stukken grasland of – bij harde wind – aan de lijzijde van de houtwal en de vangst aan hun jongen voeren. In een sierlijke glijvlucht trekken ze een V-tje in het water van de sloot: even een snaveltje drinken. Is de inwendige zwaluw goed verzorgd, dan is het tijd om het verenpak weer onderhanden te nemen. ‘De vogel die nooit moe wordt’ schijnt een van zijn namen in Afrika te zijn. Ik bewonder ze zeer.”