Door
Kirsten Dorrestijn
Redacteur Vogels
Geplaatst op 3 maart 2021
Op het NDSM-terrein hippen links en rechts mussen weg. Zacht gepiep komt uit een kaal berkenboompje. Ecoloog Koen Wonders komt een kijkje nemen bij het mussenbolwerk van Amsterdam-Noord. “Er leven hier zo’n 50 tot 100 broedparen, waarvan de jongen zich uitspreiden over heel Amsterdam-Noord”, vertelt hij. “Ze hebben hier alles wat ze nodig hebben: schuil- en broedgelegenheid in de nokken van de oude schuren, water om te drinken en om in te badderen, voedsel en” – wijzend op een bouwplaats – “zand voor een zandbad.”
In 2019 begon een aantal Amsterdamse vogelaars, waaronder Wonders, met het maken van de Vogelatlas Amsterdam. Sinds 1996 is er behoorlijk wat veranderd in de hoofdstad. Alleen al omdat in de plantsoenen de bomen ouder zijn geworden. Wonders: “Struweelvogels maken steeds meer plaats voor bosvogels. In de Atlas is goed te zien dat de grote bonte specht heel erg is uitgebreid en naar de stad toetrekt. Daarnaast zijn bijvoorbeeld voor ijsvogels veel wandjes aangelegd, voor gierzwaluwen en huismussen zijn kasten opgehangen.”
Voor de Vogelatlas is de stad opgedeeld in 554 kilometerhokken, meer dan in Sijsjes en drijfsijsjes, want nu zijn ook delen van Waterland en Schiphol meegenomen. Bovendien worden nu ook de wintervogels geteld. Wonders: “Eigenlijk zijn de twee boeken ook niet te vergelijken.” In 2010 verscheen de Atlas van de Noord-Hollandse broedvogels, maar hierin werd een groot deel van Amsterdam niet of slecht geteld.
Wonders telt zelf acht hokken. “Dat inventariseren doen we door er gedurende de ochtend doorheen te fietsen, en voor elk habitattype een schatting te maken van de vogels die je er tegenkomt: roodborstjes, merels, kuifeenden, soepeenden…” Elke vrijwilliger fietst vier inventarisatierondes in het voorjaar en twee in de winter. Wonders: “Op zo’n grote schaal is nog nooit in onze regio onderzoek gedaan.” De gegevens van de inventarisaties worden aangevuld met waarnemingen uit de Nationale Database Flora en Fauna. “Op die manier worden zeldzaamheden die je hebt gemist meegenomen”, verklaart Wonders.
Alle kilometerhokken zijn inmiddels op wintervogels geïnventariseerd, voor de broedvogels moeten de vrijwilligers nog een keer op pad, al zijn vorig jaar al veel vakken ‘ingevuld’. Daardoor is het nu al duidelijk dat bijvoorbeeld de populatie halsbandparkieten explosief is gegroeid vergeleken met 1996, toen de soort slechts in tien kilometerblokken broedde. Nu staat de teller al op 97 blokken. Wonders: “De ontwikkeling van de ijsvogel is ook interessant. In 1996 was die in 5 kilometerhokken aanwezig, nu is hij al in 21 hokken gevonden.”
De slechtvalk is een opvallende nieuwkomer in de stad. In Sijsjes en drijfsijsjes ontbreekt deze soort nog geheel. Wonders: “In heel Europa was hij in de jaren ’70 bijna uitgestorven. Nu zijn er alleen al tien broedparen in onze stad.” Voor Cetti’s zangers geldt eenzelfde extreme toename: in 1996 kwam deze vogel niet in Amsterdam voor, nu is hij al in 33 hokken geteld. Goudvink, appelvink en boomklever nemen ook sterk toe.
Helaas gaat het niet alle soorten voor de wind: weidevogels zoals de tureluur en de kemphaan doen het beduidend minder. Wonders wijst naar de pagina in Sijsjes en drijfsijsjes met een plattegrond van de tureluur: “Kijk hoeveel er hier nog zaten! Er wordt zelfs geschreven over een toename. De kemphaan zat toen nog in 18 kilometerblokken, nu is hij geheel verdwenen.’ Ook watersnip, zomertaling en wulp zijn (bijna) uit de gebieden rondom Amsterdam verdwenen.
De initiatiefnemers van de Vogelatlas Amsterdam zijn nu bezig om fondsen te werven om het boek uit te geven. Er worden nog vogelaars gezocht om dit voorjaar de laatste veertig kilometerhokken te inventariseren. Naar verwachting verschijnt de atlas eind 2022. De vier trekkers zijn Frank van Groen, Steven Wytema, Marion de Groot en Koen Wonders.
Ecoloog Koen Wonders: “Tegel eruit, groen erin. Zorg voor een structuurrijke tuin met groenblijvende hagen waar ze in kunnen schuilen.” In een straal van 500 meter moet alles aanwezig zijn wat mussen nodig hebben om te schuilen, te foerageren (insecten, zaden), badderen (water), broedgelegenheid (nestkast of onder een dakpan) en zand (voor een zandbad). Als één van deze elementen ontbreekt, zullen ze zich er niet vestigen.
Vogelbescherming heeft een reeks factsheets over stadsvogels gepubliceerd voor gemeenten, bedrijven, bouwers, bewoners en andere betrokkenen.
Het vrolijke getjilp van de huismus of het melodieuze gezang van de merel. Stadse vogelgeluiden die allang niet meer in elke stad gewoon zijn. De vogels in de stad hebben onze hulp nodig. Onze inzet: genoeg ruimte voor onze stadsvogels om te broeden, verblijven en voedsel te vinden en natuurinclusief bouwen als norm.