Door
Gert Ottens
Medewerker Vogelbescherming
Geplaatst op 9 mei 2023
Twee keer per jaar vinden overal ter wereld enorme vogelvolksverhuizingen plaats. In Nederland vertrekken veel vogelsoorten in de herfst naar het zuiden en komen wintergasten uit het hoge Noorden onze kant op. In de lente gaat alles weer de andere kant op. Dat gebeurt wel op een andere manier.
De najaarstrek vindt plaats over een lange periode, maar met de voorjaarstrek hebben vogels haast. Dat geldt vooral voor de meeste mannetjes: hoe eerder zij in de broedgebieden arriveren, hoe eerder ze de beste plekjes kunnen claimen – en daarmee een vrouwtje! – en hoe groter de kans op een goed broedseizoen. Ook bij vogels die soms jarenlang hetzelfde nest gebruiken, en al die tijd dezelfde partner hebben, zoals de ooievaar, zien we dat de mannen eerder terugkeren. Hij kalefatert het nest wat op en houdt andere mannetjes uit de buurt. Het weerzien tussen de beide partners is altijd weer een feest.
Veel vogelsoorten zetten tegenwoordig een extra spurt in om op tijd in hun broedgebieden aan te komen. In vergelijking met enkele tientallen jaren geleden scheelt dat dagen of zelfs een paar weken. Een van de verklaringen is dat zij reageren op de klimaatverandering, waardoor in onze contreien de insectenpiek eerder plaatsvindt. Doordat het steeds warmer wordt, zijn er eerder veel insecten. Insecten etende vogels hebben die nodig om hun jongen te voeren; ze proberen hun broedseizoen hierop af te stemmen.
Maar ook sommige viseters als de dwergmeeuw verschijnen tegenwoordig eerder op doortrek dan voorheen. Sinds de jaren zeventig is de voorjaarstrek langs de Hollands-Zeeuwse kust met enkele weken vervroegd en ook in omvang toegenomen. Vaak blijven ze bovendien een tijdje hangen. Daarmee is onze Noordzee een zeer belangrijke pleisterplaats voor deze soort geworden. Het is genieten geblazen om grote groepen van deze prachtige meeuwtjes te zien.
Iedere soort kent zijn eigen voorjaarstrekperiode. Vogels die niet ver weg vliegen, zoals naar Zuid-Europa, zijn vaak als eerste terug. Dat geldt bijvoorbeeld voor tjiftjaf, zwartkop en blauwborst. Die zijn nu alweer thuis. Langeafstandstrekkers als spotvogel, gierzwaluw en wielewaal komen later aan vanuit Afrika.
Maar dat is zeker geen wetmatigheid. Want boerenzwaluwen trekken heel ver weg, naar het zuidelijkste deel van Afrika, maar zijn relatief vroeg terug in de Nederlandse boerenschuren waar ze broeden; de bulk komt echter pas in april aan. Noordse sterns maken het wat de afgelegde afstanden betreft wel heel bont. Zij brengen de winter door rond Antarctica, tot Australië aan toe!
Overigens kan het reisschema door van alles in de war lopen. Zo veroorzaken slecht weer in Zuid-Europa of zandstormen boven de Sahara soms vertraging, zoals we dat in 2018 bij ‘onze’ huis- en gierzwaluwen zagen. En dan zijn er ook nog de onnatuurlijke obstakels die ze moeten trotseren, zoals windmolens en hoogspanningsleidingen, en niet te vergeten de (illegale) jacht.
Bekijk hier de periode van aankomst van meer dan vijftig vogelsoorten (pdf)!
(bronnen: trektellen.nl en waarneming.nl).
De kust is voor veel trekvogels een aantrekkelijke route. Dat is handig voor ons, want de Nederlandse kustlijn kent ongeveer een zuidwest-noordoostligging: precies de trekrichting van veel vogels. Wanneer je in april-mei in de duinen gaat zitten, vliegen ze je bijna letterlijk om de oren. Tenminste als het weer goed is. Want vooral bij mooi weer en een zachte zuidoostelijke wind (wat vaak samen gaat) kan het de moeite waard zijn. De vogels worden dan als het ware naar de kust ‘geduwd’.
Overigens kunnen veel vogelsoorten al trekkend zo goed als overal opduiken, ook in het binnenland. Want ze zullen af en toe toch eens moeten uitrusten of bijtanken. Beflijsters op voetbalvelden, gele kwikstaarten op een stadsgazon, of een kwartelkoning in de binnenstad van Utrecht, het kan allemaal. En ieder voorjaar worden in Nederland wel mediterrane vogels ontdekt zoals de roodkopklauwier, hop of griel, die hun trekdrang schijnbaar niet tijdig konden uitschakelen en ‘doorschieten’ naar ons land.
Een ander verschil met de najaarstrek is dat veel soorten, zoals steltlopers, nu overdag vliegen in plaats van veelal ’s nachts. Dat maakt de kans om ze te zien natuurlijk groter. Bovendien concentreert de voorjaarstrek zich in Nederland op een aantal locaties. Dat kan onder de juiste omstandigheden een fantastische ervaring opleveren.
Op dergelijke plekken worden de trekvogels soms al decennia lang geteld door toegewijde vogelaars. De beroemdste van deze zogenaamde trektelposten is ongetwijfeld Breskens in Zeeuws-Vlaanderen. Net ten westen van dat dorp, bij de vuurtoren, staan de vogels die vanuit het zuiden aan komen vliegen namelijk voor een keuze: of de Westerschelde oversteken – dat vinden ze vaak eng – of de kustlijn naar het oosten volgen om het open water te mijden. Precies op deze plek komen de trekvogels daarom samen. Op goede dagen kunnen er zomaar tienduizenden piepers, kwikstaarten en (gier)zwaluwen passeren. En er is altijd een goede kans op leuke krenten in de vogelpap, zoals zomertortels, wielewalen, purperreigers, zwarte wouwen en meer.
Andere, vergelijkbare telposten zijn onder andere de Kamperhoek, aan de Flevolandse kant van de Ketelbrug, en de Noordkaap of Eemshaven in het uiterste noordoosten van het land. Maar ook de Waddeneilanden staan bekend als vogeltrekhotspots. Op de uitstekende website www.trektellen.nl is de trek (ook in het najaar) bijna ‘live’ te volgen; trek uw plan voor een vogeltrekuitje!
Langs de trekroute en in overwinteringsgebieden neemt de druk op het landschap toe. Waar vinden trekvogels nog ruimte? Wat zou het mooi zijn als zij overal kunnen rekenen op voldoende voedsel, veiligheid en rustplekken. Help je mee aan grenzeloze bescherming?
Vogels is het tijdschrift voor onze leden, met prachtige fotoreportages en opmerkelijke verhalen. Een scala aan groot en klein nieuws, over vogels, kijk- en excursietips en nog veel meer. Word lid en ontvang
Vogels 5x per jaar.