Door
Hanne Tersmette
Medewerker Vogelbescherming
Geplaatst op 6 november 2020
“Ik buig mij vooral over filosofische aspecten in de relatie tussen mens en natuur. Vragen als: hoe verhouden wij ons ten opzichte van dieren? Welke plaats neemt het dier in in onze werkelijkheid. En: hoe kunnen wij leren van het dier? En als je nog iets verder gaat: hoe kunnen wij dieren een stem geven in het maatschappelijke debat? Zeer relevant nu de biodiversiteit onder druk staat en de mens daar de grootste oorzaak van lijkt te zijn.”
“Tijdens één van de workshops werd een rollenspel gespeeld. De een was aannemer, de ander bewoner, weer een ander slechtvalk, konijn of lieveheersbeestje. Door je in te leven in een dier en de vraag wat je bijvoorbeeld als slechtvalk nodig hebt, leer je redeneren vanuit het dier. Maar doordat er meerdere dierrollen waren, zag je dat dieren onderling ook tegenstrijdige belangen kunnen hebben. Dat is een goede eerste stap in het vergroten van het inlevingsvermogen.
Maar om je echt te verplaatsen in een dierenhoofd is het vooral belangrijk dat je open bent. Het is de kunst om niet te snel je theoretische veronderstellingen, dus wat je denkt te weten, te projecteren op hetgeen je ziet.”
“Het moet vooral een vanzelfsprekendheid zijn. Net als dat het vanzelfsprekend is dat we voor andere mensen zorgen bijvoorbeeld. Ik kan me mijn woonplaats Mechelen niet voorstellen zonder spreeuwen en mussen. Ik ben dan ook bereid om de nadelen ervan het hoofd te bieden. Als de spreeuwen ’s avonds in de boom van mijn tuin gaan slapen, levert dat lawaai op. Maar ik vind dat niet erg. Ze verrijken mijn leven. Ik denk dat we mensen vooral hun eigen dorp of stad moet laten ontdekken.”
“Natuurlijk kun je mensen motiveren op de argumenten van biodiversiteit of klimaat, maar ik denk dat we verhalen moeten vertellen. Verhalen verteld door mensen met een passie over de natuur. Zo prikkelen we ook andere mensen om anders naar onze mede-stadsbewoners te gaan kijken.”
“Dat heeft ook alles te maken met het ontdekken van je stad. De natuur geeft de grijze stad kleur. Je voelt verbondenheid met seizoenen. De gierzwaluwen die in het voorjaar terug komen. De stilte van augustus als ze helemaal naar Afrika vliegen om te overwinteren. Dat je denkt: wow, de gierzwaluwen die broeden in mijn inbouwstenen, zwerven nu rond boven het oerwoud van Congo. Het gevoel dat jouw huis verbonden is met het oerwoud in Congo, dat is toch fenomenaal. Die gedachte moeten we prikkelen. De corona-crisis is een mooie aanzet gebleken. En past in een beweging van mensen die het belang inzien van natuur dichtbij ervaren.”
“De argumenten vanuit natuurbehoud, vanuit klimaat en economie zijn belangrijk. Maar het gaat om de passie. Wie loopt er door een bos en denkt: wow, wat een efficiënte luchtzuivering! Niemand toch? Zo denken we niet. De geuren, de kleuren, de vormen die staan voorop. Als je ergens iets bij voelt, dan wil je er wat voor doen.
Een mooi voorbeeld vind ik de Gentse feesten. Die vinden plaats in de periode dat de gierzwaluwen naar het zuiden vertrekken. De stadecoloog van Gent kreeg klachten van bewoners: we jagen de zwaluwen weg met die feestherrie. We werken er nu dus aan om samen met de inwoners een nieuwe betekenis aan de feesten te geven. Dat de feesten in het teken komen te staan van het uitzwaaien van de gierzwaluwen. Zo geef je de zwaluw een bepaalde betekenis en zijn mensen eerder geneigd met de gierzwaluwen samen te leven: ze horen erbij.”
“Kruip in de huid van het dier en ga na wat ze nodig hebben om op een bepaalde plek te overleven. Het landschap moet passen bij de totale levenscyclus van een dier.
Heb je bijvoorbeeld een mussennestkast, maar komen ze niet, dan ligt de oorzaak ergens anders. Mussen voeren jongen met voedsel als rupsen en bladluizen. Wij voeren ze vooral vetbollen. Die vetten hebben ze in de winter nodig, maar zomers hebben ze ander voedsel nodig. Dus, stel jezelf vragen als: hoe kunnen we zorgen dat het goede voedsel aanwezig is?”
“Veel groener hoop ik. Dat ik door de straten wandel en zie dat er planten tegen de muur groeien, dat mensen geveltuintjes hebben. Een stad waar de kleine zoogdieren, vossen, egels, marterachtigen, zich thuis voelen.
Je hebt misschien gehoord over de oehoe van Geel. Die zat dit voorjaar te nestelen in een onooglijk plantenbakje aan een appartement. Met een paar kleine aanpassingen denk ik dat die oehoekuikens het best hadden gered. Aan eten is er voor de oehoes in de stad in ieder geval zeker geen gebrek: ratten en duiven voor het oprapen. Uitgevlogen stadsoehoes. Dat zou pas geweldig zijn!”
Vogels zijn een graadmeter voor de kwaliteit van de leefomgeving. Gaat het goed met de vogels in een stad, dan gaat het goed met het stedelijk groen; ook gezond voor mensen.
Goed stedelijk groen zorgt voor verkoeling in de zomerhitte, zuivert de lucht en biedt volop ruimte aan mede-stadsbewoners, zoals huismus, gierzwaluw, merel of gewone dwergvleermuis. Kijk voor inspiratie en oplossingen op