Door
Ruud van Beusekom
Vogelbescherming Nederland
Geplaatst op 1 mei 2020
Midden in een brede sloot, in een tapijt van krabbenscheer, ligt een flensje van bruin plantenmateriaal. Meer is het nest van een zwarte stern niet. Twee uitstekend gecamoufleerde kleine donsjongen – niet groter dan een pingpongbal – zitten op het nest, dicht tegen elkaar aan om warm te blijven. Een lichtbruin, zwartgevlekt pakje en opvallend grote ogen in een blauwgrijs gezichtje geven de jonkies het etiket zwarte stern. Uit niets blijkt dat deze kuikens – te mooi om zich te laten bestempelen als lelijke eendjes – zich daadwerkelijk zullen ontpoppen als volwassen zwarte sterns. Sierlijk, met lange vleugels en een lange spitse snavel, overwegend zwart en blauwgrijs gekleurd – vandaar de Friese naam ‘blaustirn’. De kopjes gaan omhoog: de kuikens horen al van verre de oudervogels aankomen. Luid roepend vliegt het mannetje met in de snavel een stekelbaarsje strak naar het nest. Hij landt erop, voert het stekeltje aan een jong, dat het visje snel wegwerkt. En weg is hij weer.
Zwarte sterns leven van een grote variatie aan prooien. Vis natuurlijk – een bijzonder rijke energiebron – maar ook kleine amfibieën, regenwormen, grote larven van waterinsecten, libellen, waterjuffers, dat werk. Het menu verschilt per locatie, maar is ook afhankelijk van de leeftijd van de jongen, de tijd van het jaar, de tijd van de dag en het weer. Het verschilt zelfs per individu en geslacht.
Zo krijgen oudere jongen grotere prooien toegestopt en worden later in het seizoen en bij mooi weer meer libellen aangebracht. Als het plenst van de regen pikken zwarte sterns graag een regenwormpje mee. De iets grotere mannetjes brengen grotere visjes aan dan de vrouwtjes en sommige zwarte sterns specialiseren zich op bepaald voedsel. Het betekent wel dat er het hele broedseizoen, onder allerlei omstandigheden, genoeg te eten moet zijn.
Dit nest, net als dat van de buren in deze kleine kolonie zwarte sterns, is een natuurlijk nest. Dat wil zeggen: het is gebouwd op moerasvegetatie.
Een natuurlijk nest is tegenwoordig geen vanzelfsprekendheid. Geschikte nestvegetaties, liefst met krabbenscheer, gele plomp en soortgelijk spul, zijn in oppervlakte sterk achteruitgegaan, wat vooral te wijten is aan ongunstig waterpeilbeheer. Voor de landbouw wordt bijna overal een laag winterpeil en hoog zomerpeil aangehouden, wat slecht is voor de ontwikkeling van moerasvegetaties én het aanbod van vissen, insecten en amfibieën.
Daarom liggen tegenwoordig verreweg de meeste nesten van zwarte sterns in Nederland op speciale nestvlotjes. Samen met andere beschermingsmaatregelen om de voedselvoorziening in het leefgebied voor zwarte sterns te verbeteren – zoals de aanleg van moerassige zones in het boerenland – hebben die de zwarte stern uit het diepste dal getrokken. Want zo erg was het wel met de zwarte stern, die al heel lang op de Rode Lijst van Nederlandse broedvogels staat. Het aantal broedparen bedroeg wel zo’n 15.000 in de jaren veertig, tegen hooguit 1250 rond de eeuwwisseling. Nu zitten we weer op 1350-1570 broedparen.
De nestvlotjes zijn in de loop van tientallen jaren ontwikkeld tot perfecte prefab-woninkjes voor zwarte sterns. Aantrekkelijk voor zwarte sterns, en veilig. Met een niet al te hoge rand, zodat de jonkies weer op het vlotje kunnen klimmen, als ze door gevaar hebben moeten uitwijken naar de omringende vegetatie. Tegenwoordig vaak ook met wijdmazig gaas om het vlotje. Het weerhoudt ganzen ervan om er op te gaan zitten, met desastreuze gevolgen voor de kwetsbare inhoud van het nest. Gedreven onderzoekers en beschermers, verenigd in enthousiaste, lokale vrijwilligersgroepen die precies weten waar de zwarte sterns elk jaar broeden, leggen de vlotjes jaar in, jaar uit op geschikte broedplaatsen. Dat doen ze meestal eind april als de zwarte sterns terugkomen uit Afrika.
Zwarte sterns ondergaan in het voorjaar een wonderlijke metamorfose van uitgesproken kustvogel naar liefhebber van zoetwatermoeras. Overwinteren doen zwarte sterns namelijk op zee, aan de kust van West-Afrika, tussen Mauretanië en Namibië, in landen als Ghana en Benin, waar ze vooral leven van vis; hun witte winterkleed doet in weinig denken aan moerassterns. Zo noemen we het drietal zwarte stern, witvleugelstern en witwangstern, alle leden van het geslacht Chlidonias, die alle broeden in zoetwatermoerassen. Zó verschillend van onze andere, ‘witte’ sterns – grote stern, noordse stern, visdief en dwergstern – die we vooral associëren met de kust. Moerassterns hebben brede vleugels en een korte, brede staart waarmee ze heel wendbaar kunnen vliegen. Een mooie aanpassing aan hun moerasleefgebied dat rijker van structuur en minder open is dan het leefgebied van de witte sterns.
Zoetwatermoeras moet je trouwens breed zien als het gaat om de zwarte stern. Hij broedt graag in laagveenmoeras, maar ook in oud boerenland met rijk begroeide, ondiepe sloten, zoals in het Utrechts-Hollandse veenweidegebied. Rivierstrangen kunnen de soort ook bekoren. Maar hoogvenen en vennen in Hoog-Nederland, daaruit zijn zwarte sterns helaas al enige tijd nagenoeg verdwenen. Hopelijk zullen ze ook daar ooit terugkeren. Daarvoor moet dit kwetsbare leefgebied wel weer écht gezond worden. Met minder neerslag van stikstof bijvoorbeeld, waardoor het water minder zuur wordt en het leven er terugkeert. Vogels beschermen gaat niet zonder aanpakken van grote milieuproblemen.
Ben je op zoek naar een goed boek over vogels of de natuur? Vogelbescherming heeft een uitgebreid en gevarieerd aanbod in onze winkel en onze webshop.
Vogels is het tijdschrift voor onze leden, met prachtige fotoreportages en opmerkelijke verhalen. Een scala aan groot en klein nieuws, over vogels, kijk- en excursietips en nog veel meer. Word lid en ontvang
Vogels 5x per jaar.