Geplaatst op 1 april 2017
De grote stern is de eerste sternsoort die terugkeert uit Afrika. Ze hebben overwinterd aan de kusten van West-Afrika en zuidelijk Afrika. Sommige hebben nota bene voorbij Kaap de Goede Hoop aan de oostkant van Zuid-Afrika gezeten. Andere – maar dat zijn heel kleine aantallen – brachten de winter door aan de kusten van het Iberisch schiereiland en sporadisch nog noordelijker: tot in de Nederlandse delta.
De vroegste vogels – vaak oude, ervaren dieren – bezoeken in maart al de broedplaatsen. De maand daarop kun je overal aan de Noordzeekust het kierr-rk horen van roepende grote sterns, op weg naar het noorden. Dan komen ook jongere vogels van minstens twee jaar aan. Grote sterns die pas een jaar oud zijn trekken niet naar het noorden; zij blijven in het overwinteringsgebied.
Probeer eens grote sterns in de kijker te krijgen, want ze zijn nú op hun mooist: met de zwarte kap, de piekende, afhangende kuif en de gele punt van de verder gitzwarte snavel. Deze blinkend witte – nou ja, net niet helemaal – vogels duiken in de woeste branding naar vis.
Op rustige stranden staan soms groepjes te rusten en kun je zelfs hun fascinerende balts bekijken. Het opgewonden roepende mannetje loopt met afhangende vleugels en een visje in de snavel rond het vrouwtje. Grote sterns voeren ook een spectaculaire baltsvlucht uit; hoog in de lucht synchroniseren ze dan perfect hun vliegbewegingen.
Het voorjaar wordt gebruikt om een geschikte, veilige broedplaats te vinden. Dat hoeft niet per se een kolonie te zijn in een gebied waar ze eerdere jaren ook zaten. Nieuwe vestigingen komen vaak voor. Op Texel maak je een beste kans om een kolonie te treffen.