Common Whitethroat, Sylvia communis - Grasmussen (Sylviidae)
De grasmus is geen opvallende vogel, maar de zang en de zangvlucht wel. Grasmussen zijn pioniervogels van de allereerste bosstadia, met opslag van struweel, in allerlei landschappen. Soms ook in pure ruigte met alleen hoge kruiden te vinden. Ondanks zijn naam is de grasmus niet nauw verwant aan de huismus. De 'familie' van de grasmussen is vooral een in het zuiden van Europa en in Afrika voorkomende groep vogels. Hiervan heeft de grasmus veruit het grootste verspreidingsgebied.
Net als de braamsluiper heeft de grasmus een opvallende witte keel, maar wel een iets lichter grijze kopkap. Het grootste verschil met de braamsluiper is de roestoranje kleur van de vleugel. De rug is ook bruin, met iets meer oranje tint. De poten zijn oranje (grijs bij de braamsluiper), en het mannetje heeft een opvallende roze borst en een grijze kopkap.
Zang is kenmerkend, op en neer gaand riedeltje, tamelijk scherp en krassend. Zit veel variatie in. Roep onder meer een karakteristiek hees "tsjèrrr".
14 cm
De mannetjes komen eerder terug uit Afrika dan de vrouwtjes. Zingt volop van eind april tot in juni. Mannetje bouwt enkele nesten, waaruit het vrouwtje een keuze maakt. Bevalt geen van de nesten haar, dan bouwt ze alsnog haar eigen nest. Vaak wordt er twee keer gebroed, met legsels van 4-5 eieren, waarop zowel man als vrouw broedt gedurende 9-14 dagen. 10-12 dagen later zijn de jongen klaar om het nest uit te vliegen, maar worden ze nog wel 15-20 dagen gevoed door de ouders. Bij het tweede nest moet het vrouwtje alleen voor de jongen zorgen.
Laag struweel met een dichte kruidenvegetatie en enkele bomen die als zang- en uitkijkpost dienst kunnen doen. In allerlei landschappen: duinen, heide, jonge bosaanplant, parken, boerenland. Ook in hoge ruigte zonder houtig gewas.
Het hele jaar door zijn insecten (rupsen, spinnen) een belangrijke bron, maar met name tijdens de trek vormen vruchten een groter deel van zijn voedsel.
Lange-afstandstrekker. Alle vogels brengen de winter door ten zuiden van de Sahara, veelal in de Sahel van Senegal tot Ethiopië, maar verder zuidoostelijk ook Tanzania, Zambia, Zimbabwe en Botswana. 'Onze' grasmussen zitten voornamelijk in de westelijke Sahel. Ze trekken vaak 's nachts, en van een klein percentage dat 's ochtends nog doortrekt, zien we ze gericht van struik naar struik vliegen. Trek in augustus-september. Keert van half april tot half mei terug.
zeer talrijke broedvogel | wegtrekkend | doortrekker in vrij klein aantal
Nadat de populatie in het Nederlandse duingebied in de jaren '60 volledig ineenstortte, is de grasmus bezig aan een sterke comeback. Het gaat de soort momenteel erg goed, want ook in het landelijk gebied nemen de aantallen licht toe, zij het niet zo sterk als in de duinen.
Aantal broedparen | 130.000-225.000 (in 2018-2020) |
Geschat maximum aantal overwinteraars | aantal onbekend |
Doortrekkers | 2000-10.000 (in 2008-2012) |
Bron: sovon.nl
Meer weten over trends? Kijk op sovon.nl.
Bron en meer waarnemingen: Waarneming.nl
Komt veel voor in gebieden met struiken. Zingt vaak vanuit de top van deze struiken, in tegenstelling tot braamsluiper.
De grasmus komt in geheel Europa voor, behalve op het bijna boomloze IJsland. Aan de noord- en zuidrand van Europa broedt de soort in veel lagere dichtheden.
In Nederland heeft de soort er broedplekken bij gekregen door meer ruigtes en struweel. In de Sahel gaat het leefgebied zonder verdere acties achteruit en is de grasmus daardoor extra gevoelig voor droogtes.
Vogelbescherming staat een meer natuurlijk landelijk gebied voor. Via verschillende initiatieven proberen we dat bereiken, zoals door samenwerkingen met boeren. Vogelbescherming zet zich verder via BirdLife International in voor internationale vogelbescherming en bescherming van trekwegen. Zo hebben we in de Sahel, het overwinteringskwartier van de grasmus, verschillende projecten uitgevoerd voor leefgebiedherstel.
De grasmus vindt in veel gebieden een plek om te broeden. Belangrijk is daarbij de aanwezigheid van laag struweel. Boeren, overheden en terreinbeheheerde organisaties kunnen ervoor zorgen dat er meer van dergelijk struweel te vinden is, zoals op sommige plekken ook al gebeurt. Daar profiteren ook andere vogels van.
De grasmus is een beschermde inheemse vogelsoort. Net als alle andere vogels die van nature in het wild in Nederland voorkomen, zijn grasmussen beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn. De bescherming van de grasmus wordt in Nederland geregeld door de Omgevingswet.
De wet verbiedt het om zonder omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit:
Uitzonderingen op de vergunningplicht zijn opgenomen in de wet en bijbehorende uitvoeringsregelgeving. De provincie (en in sommige gevallen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) kan een omgevingsvergunning verlenen die toestaat in strijd met de verboden te handelen. Daarnaast kan de provincie (en in sommige gevallen het Rijk) vergunningvrije gevallen aanwijzen. Aan beide zijn strenge voorwaarden verbonden.
De wet bevat daarnaast algemene regels voor in het wild levende vogels:
De wet biedt bescherming aan alle in gebruik zijnde nesten en rustplaatsen van vogels, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te laten zijn. De nestbescherming geldt voor alle soorten gedurende het broedseizoen en voor een beperkt aantal soorten jaarrond. Nesten van grasmussen zijn alleen gedurende het broedseizoen beschermd. Er zijn geen natuurgebieden voor deze soort aangewezen.
© Foto's: AGAMI © Illustraties vogels: Elwin van der Kolk © Video's: Natuur Digitaal