Short-toed Treecreeper, Certhia brachydactyla - Boomkruipers (Certhiidae)
Boomkruipers zijn bruingevlekt van boven en wittig van onderen. Met hun spitse, omlaaggebogen snavel worden insecten uit spleten in boombast gepeuterd. Boomkruipers klimmen spiraalsgewijs langs een boomstam omhoog, daarbij de bast afzoekend naar insecten. Een boomklever gaat ook naar beneden op de boomstam. Bij koude nachten kruipen boomkruipers bij elkaar; uit een bal van veren kunnen dan soms tien of meer staartjes steken.
Bruingevlekt verenkleed met roomwitte onderzijde. Spitse, omlaaggebogen snavel. Korte poten met lange tenen, lange teennagels voor een goede grip op boomstammen. Met zijn staart leunt hij tegen de boom aan bij het omhoog klimmen. Lijkt verwarrend veel op de zeldzamere taigaboomkruiper (geen broedvogel) en kortsnavelboomkruiper, maar die hebben een opvallender wenkbrauwstreep, zijn witter van onderen en zingen anders.
Zang hoog, versnellend en eindigend met triller. Roep explosief: tsieet, verder o.a. ook zeer hoge merelachtige triller.
12-13,5 cm
Eileg van april tot juni. Hebben meestal twee legsels van 5-7 eieren. Broedduur 17-18 dagen. Uitgevlogen jongen worden zo'n 1 tot 3 weken gevoerd door de ouders. Het nest wordt gemaakt tussen losse stukken schors of nauwe boomholten, ook broeden ze in speciale boomkruipernestkasten.
Boomkruipers zijn te vinden waar bomen zijn: bossen, parken en tuinen. De hoogste dichtheden komen voor op de zandgronden. De boomkruiper stelt geen hoge eisen aan een broedplaats; maakt nesten achter loszittende boombast, oude nestkastjes, tussen klimopbegroeiing op bomen, muren of schuttingen en op tal van andere plekken.
Insecten, insectenlarven en andere kleine, ongewervelde dieren (spinnen). Die worden tussen de schors vandaan gepeuterd terwijl de boomkruiper veelal spiraalgewijs omhoogklimt. Op enige hoogte aangekomen vliegt hij naar een naburige boom, om daar weer aan de voet met klauteren te beginnen. Ondertussen gebruikt de boomkruiper de stugge staartveren als steuntje waardoor deze vaak sterk gesleten punten blijken te hebben.
Nederlandse boomkruipers zijn standvogels, ze blijven in hun broedgebied. Er zijn geen doortrekkers.
zeer talrijke broedvogel | jaarrond aanwezig
Werden er in de jaren '70 van de vorige eeuw nog zo'n 30.000 tot 50.000 paren geïnventariseerd, inmiddels is dit aantal verveelvoudigd. Oudere bossen helpen de soort, net als het planten van bomen.
Aantal broedparen | 135.000-180.000 (in 2018-2020) |
Geschat maximum aantal overwinteraars | 300.000-500.000 (in 2013-2015) |
Doortrekkers | Broedvogel - jaarrond aanwezig |
Bron: sovon.nl
Meer weten over trends? Kijk op sovon.nl.
Bron en meer waarnemingen: Waarneming.nl
Overal waar bomen staan. Ook in de bomen langs de Amsterdamse grachten klimmen boomkruipers omhoog.
De boomkruiper komt voor in grote delen van Europa, maar niet in Groot-Brittannië, Ierland, Fenno-Scandinavië, de Baltische Staten en Rusland. Komt in lager gelegen gebieden voor en meer in cultuurland dan de taigaboomkruiper, ook niet in naaldbos, meer in kleinschalig agrarisch gebied.
De boomkruiper is een soort die sterk heeft geprofiteerd van meer gevarieerde en oudere bossen die niet al te zeer onderhouden worden. Zulke bossen bieden meer voedsel en meer nestgelegenheid.
Bij strenge winters is de boomkruiper geholpen met wat zaden die het beste onder struiken en bomen worden gestrooid. Voor een voedertafel is hij te schuw. Een of meerdere bomen in een tuin die niet al te netjes is helpt de boomkruiper ook. Er bestaan speciale nestkasten voor boomkruipers.
De boomkruiper is een beschermde inheemse vogelsoort. Net als alle andere vogels die van nature in het wild in Nederland voorkomen, zijn boomkruipers beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn. De bescherming van de boomkruiper wordt in Nederland geregeld door de Omgevingswet.
De wet verbiedt het om zonder omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit:
Uitzonderingen op de vergunningplicht zijn opgenomen in de wet en bijbehorende uitvoeringsregelgeving. De provincie (en in sommige gevallen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) kan een omgevingsvergunning verlenen die toestaat in strijd met de verboden te handelen. Daarnaast kan de provincie (en in sommige gevallen het Rijk) vergunningvrije gevallen aanwijzen. Aan beide zijn strenge voorwaarden verbonden.
De wet bevat daarnaast algemene regels voor in het wild levende vogels:
De wet biedt bescherming aan alle in gebruik zijnde nesten en rustplaatsen van vogels, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te laten zijn. De nestbescherming geldt voor alle soorten gedurende het broedseizoen en voor een beperkt aantal soorten jaarrond. Nesten van boomkruipers zijn niet standaard het gehele jaar beschermd. Nader onderzoek kan nodig zijn, omdat de nesten wel jaarrond bescherming genieten als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen. In sommige provincies geldt de nestbescherming alleen gedurende het broedseizoen. Er zijn geen natuurgebieden voor deze soort aangewezen.
© Foto's: AGAMI © Illustraties vogels: Elwin van der Kolk © Video's: Natuur Digitaal