Geplaatst op 5 februari 2014
Sneeuwgorzen zijn heerlijke vogels, die ’s winters de Nederlandse kusten afstruinen. Ze doen dat in groepjes en ze zijn vaak goed te benaderen. Omdat ze in hun Arctische broedgebieden zelden of nooit een mens zien, duchten ze geen gevaar voor homo sapiens. Ze scharrelen over de grond, vaak bij de vloedlijn, en pikken links en rechts een zaadje weg; vliegen in groepjes enkele meters verder en strijken neer om te kijken of daar wat eetbaars te vinden is.
De sneeuwgors is een fractie groter dan een gewone vink. In winterkleed zijn kop, borst en rug zacht beige van kleur. De onderzijde is wit, ook de grote vlekken op de vleugels zijn dat. Bij een groep opvliegende sneeuwgorzen doen die witte vleugelvlekken denken aan dansende sneeuwvlokken. Nou ja, bij wijze van spreken dan. Bekende plaatsen om sneeuwgorzen te zien: de stranden op Texel, Harlingen, Holwerd, andere waddeneilanden en de Brouwersdam.
In zomerkleed is de man sneeuwgors onmiskenbaar. Sneeuwwitte kop en onderzijde, nog steeds de witte vleugelvlekken, maar met een pikzwarte rug en vleugelrand. Om sneeuwgorzen in hun zomerkleed te zien moet je naar het hoge noorden: IJsland, Groenland, Scandinavië en verder de kust volgend naar het verre noordoosten. Ze broeden ook in de bergen van Schotland.
De sneeuwvink lijkt vooral in vlucht verbluffend veel op de sneeuwgors. De witte vleugelvlekken en zwarte punten zijn verwarrend. Daarentegen heeft de sneeuwvink een grijze kop en een iets grijzere onderzijde.
Maar de sneeuwvink heeft niets met de kust en is vooral een vogel van het alpiene gebied. Hij is plaatselijk talrijk op stenige en rotsige berghellingen en plateaus boven de boomgrens. ‘s Zomers op de hoogste bergtoppen, vaak boven de 2000 meter. In de winter dalen sneeuwvinken af en zijn ze geregeld te zien bij berghutten en in dorpen. Als er nog een wintersportvakantie wacht, let dan even op…