Geplaatst op 1 september 2017
Bladkoningen zijn kleine zangertjes: een formaat tussen goudhaan en tjiftjaf in. Ze broeden in de onmetelijke taiga van Siberië, zeg vanaf de Oeral oostwaarts. Normaal trekken bladkoningen vandaar naar het zuiden, naar hun overwinteringsgebied in Zuidoost-Azië, vooral in Thailand. Maar een zeer klein deel van de populatie trekt naar het westen en komt in West-Europa terecht, ook in Nederland. Het zijn er toch nog zo veel dat ze niet zeldzaam zijn.
Bladkoninkjes trekken ’s nachts en worden dan ’s morgens vaak ontdekt in bosjes langs de kust, vooral op de Waddeneilanden. Maar regelmatig en steeds vaker ook in het binnenland. Met name de laatste drie jaar zijn er bijzonder veel gezien. Dit is deels een waarnemerseffect – steeds meer mensen zijn op ze gespitst – maar het lijkt erop dat hij echt toeneemt als doortrekker.
De beste tijd om een bladkoning te zien is van eind september tot half oktober; daarna nemen de aantallen snel af. Om er zelf een te ontdekken is het handig om het geluid te kennen: een scherp en hoog tsi-jiét, dat vaak herhaald wordt. De bladkoning heeft twee opvallende gelige vleugelstrepen en een opvallende oog- en wenkbrauwstreep. Bladkoningen sluiten zich vaak aan bij mezen en tjiftjaffen.
Buiten zijn en genieten van je omgeving, de schoonheid van vogels gecombineerd met onverwachtse natuurmomenten en de vraag of het lukt om een favoriete soort te ontdekken.
We helpen de beginnende vogelkijker graag op weg.