Door
René de Vos
Journalist en redacteur Vogels
Geplaatst op 17 november 2023
De weg naar het modelnest vergt enige moed: een vijf meter lange, licht zwiepende ladder op en dan jezelf over de dakrand werpen. Maar de beloning maakt het de moeite dik waard: we stappen in een zee van fris-gele, dito groene en roestbruine begroeiing. Een tapijt van sedum met daaruit oprijzend een vreemd donker object, verankerd aan twee felgele pilaartjes. Het ziet eruit als een kabouterbureau: twee ladekasten en een blad. Het blad is bekleed met schelpjes. Onmogelijk te raden wat dit is, tenzij je de recente trend in scholeksterbescherming volgt.
Marcel Wijnalda is educatief medewerker van de Helderse Vallei, een duurzaamheidscentrum aan de rand van Den Helder. “Dit is een prototype van een kunstmatige broed/schuilcombinatie voor scholeksters”, legt hij uit. “Het gaat slecht met de scholekster; de populaties kalven af. Er komen minder vogels bij dan er dood gaan.”
Dat is een landelijke trend, maar Wijnalda werd er in zijn werkgebied met de neus op gedrukt: “Ik zie hier al tien jaar lang een koppel scholeksters elk seizoen weer met twee of drie jongen rondlopen, maar nooit heb ik die jongen het stadium van volwassenheid zien bereiken. Wat is er toch aan de hand?”
Wijnalda’s scholeksters broedden steevast op het weelderige dak van het duurzaamheidscentrum; de vogels zijn zeer plaatstrouw. Ze weten zich op daken veilig voor grondpredatoren, zoals ratten, katten en honden. Ze zijn ook de enige steltlopersoort die zijn jongen voedt; de pullen hoeven dus voor voedsel het dak niet af. En een plat dak lijkt veel op de oorspronkelijke broedplekken: schelpenbanken en zelfs stenige of bitumen dijkranden rond kwelders. Vaak zijn er in de buurt van die daken graslandjes; sportvelden of parken. Daar is het goed pieren halen, een alternatief voor kokkels of mosselen.
Maar ooit moeten de jongen dat dak af. En daar vallen letterlijk nogal wat slachtoffers bij. Een ander nadeel van daken: er is vaak geen druppel water te vinden. “En de ouders zijn geen waterdragers”, stelt Wijnalda licht cynisch vast. Ten slotte is daar het nieuwste gevaar: aanhoudend zeer hoge temperaturen en toenemend noodweer door klimaatverandering. Kortom: als we scholeksters veilige broed- en schuilgelegenheid kunnen bieden, zou de overlevingskans van op daken geboren jongen sterk toenemen. En op termijn dus de populatie, zo is de hoop.
En dat leek mogelijk te zijn. Wijnalda bezocht een lezing van Bruno Ens, scholekster-onderzoeker van het eerste uur, en wel de ‘godfather van de Nederlandse scholeksterbescherming’ genoemd. Daar maakte Wijnalda kennis met een getekend ontwerp van een kunstnest-annex-schuilhok. Dat wilde hij wel bouwen. Maar het hoefde niet eens. Hij kreeg een prototype in de schoot geworpen door Merel Roks, die vanuit Vogelbescherming en het Jaar van de Scholekster een demo-project coördineerde. Het had ook een ‘uitprobeer-project’ kunnen heten. Want voor zo’n experiment met een kunstnest had SOS, de Stichting Onderzoek Scholekster, een subsidie gekregen van het Jaap van Duijnfonds. Het was uiteindelijk met de technische ondersteuning van Vivara Pro – bekend van de vogelproducten in onder meer de winkel van Vogelbescherming – dat de eerste kunstbroed/schuilhokken zijn gebouwd.
De scholekster is een steltloper en wadvogel. Op het wad leeft hij van schelpdieren en zeeduizendpoten. Hij moest er wel opboksen tegen concurrent schelpdiervisserij. Maar hij ontdekte de graslanden van de intensieve veehouderij als nieuw en aantrekkelijk foerageergebied. Regenwormen werden er zijn hoofdvoedsel. Bruno Ens: “In eerste instantie profiteerde de scholekster van die intensiverende landbouw - net als de grutto vóór hem. Maar de intensivering schoot door en grondpredatoren zoals de vos namen toe.” ‘Doorgeschoten’ wil hier zeggen: veelvuldig maaien door de intensieve veehouderij vernietigde te veel nesten en jongen.
Opnieuw week de scholekster daarom uit naar een nieuwe habitat: de stad. Naar de platte daken van industrieterreinen en zelfs woonwijken. Het succes is wisselend; nog steeds gaan veel jongen verloren omdat ze over de rand vallen, of in regenpijpen. Ook kunnen ze vaak niet schuilen tegen vliegende predatoren, extreme hitte of noodweer.
Ze waren aan de deur geweest. ‘Er ligt een dood vogeltje op je stoep, buurman.’ Fedde Bosscha, gepensioneerd bewoner van een onder architectuur gebouwd huis met veel platte daken, in een buitenwijk van Sneek, was gaan kijken en begreep het direct: het was een van die scholeksterpullen op het dak van de garage. Zijn scholeksters. Het was begonnen met de ontdekking van vier eieren ‘zomaar op dat dak’. En ineens waren er twee ouders en vier jongen, piepklein. Fedde begon er plezier in te krijgen, maakte foto’s, zocht op internet naar meer informatie. Op Scholekster op het dak van Stichting Onderzoek Scholekster (SOS) vond hij tips over wat te doen. Hij plaatste een pallet voor schuilgelegenheid en een kommetje water om de vogels drinken te bieden. En hij bleef ze fotograferen vanachter een klein raampje.
Maar het dood gevonden vogeltje betekende een dramatische wending. Het was een stormachtige nacht geweest en de vogels leken van het dak geblazen te zijn. Fedde zag nog maar één jong dat in de tuin door de ouders gevoerd werd. “Later kreeg hij een cursus pieren steken. Nog weer een tijdje later waren ze alle drie verdwenen. Ik denk wel eind goed, al goed.”
En hoe verging het de scholeksters van Marcel Wijnanda? “Het jammere nieuws is dat er niet op de kast gebroed is. Het goede nieuws: met storm Poly hebben er drie scholeksters in geschuild. Er is hier eigenlijk ook genoeg natuurlijke gelegenheid om te broeden. Maar ik geef het nog wel een kans; de vogels moeten waarschijnlijk eerst nog wat wennen aan die kast.”
Fedde Bosscha voelde zich na de ontdekking van scholeksters op zijn dak steeds meer betrokken bij ‘zijn vogels’. Hij meldde de locatie aan bij Scholekster op het dak, prikte zijn locatie op de kaart en vulde gegevens in. Belangrijk voor het onderzoek dat in het kader van het Jaar van de Scholekster door samenwerkende organisaties wordt gedaan. De inbreng van gewone burgers die een nest of jongen hebben gezien is voor ons heel belangrijk, zeggen de onderzoekers. Het geeft ze inzicht in wat nodig is voor betere bescherming.
Merel Roks van Vogelbescherming: “We gaan volgend jaar door met de monitoring op onze zestien proeflocaties. Daarna wordt een besluit genomen over het vervolg. Stoppen omdat het idee niet kansrijk is gebleken, of doorontwikkelen om beter aan de behoeften van de scholekster te voldoen.”
Nest of jongen gezien? Help de onderzoekers! Ga naar scholekster.org/betrokken-burgers. Daar plant de organisatie ook nieuws over de toekomst van de broed/schuil-combinatie.
Scholeksters worden heel oud: mogelijk wel vijftig jaar. Als elk paartje eens in de drie jaar één jong volwassen en geslachtsrijp zou kunnen krijgen, zou de populatie stabiel blijven. Maar zo is het niet; de aantallen nemen al sinds jaar en dag af. Vooral omdat scholeksters keer op keer beroofd worden van hun leefgebieden en hun voedselbronnen. Daar komen tegenwoordig de grillen van het nieuwe klimaat bij. Het is daarom van levensbelang voor de soort dat we ontdekken wat hij als stadsvogel aan bescherming nodig heeft.
Het Waddengebied is één van de meest populaire vakantiebestemmingen van ons land. Het is ook het leefgebied van miljoenen vogels. Maar met veel wadvogels gaat het niet goed. Als Waddenliefhebbers maken we het de vogels, vaak onbedoeld, moeilijk.
Dat kan anders!
Het vrolijke getjilp van de huismus of het melodieuze gezang van de merel. Stadse vogelgeluiden die allang niet meer in elke stad gewoon zijn. De vogels in de stad hebben onze hulp nodig. Onze inzet: genoeg ruimte voor onze stadsvogels om te broeden, verblijven en voedsel te vinden en natuurinclusief bouwen als norm.