Beleef de Lente 2024: veel reg..
18.07.24 Jaargang 18 van Beleef de Lente was een seizoen met twee gezichten: aan de ene kant ..
Door
Pascal Stroeken
STONE
Pascal Stroeken, STONE | donderdag 18 april 2024 | Vind ik leuk | Bewaar deze blog | 213x
Eerst maar even naar de BdL-kast. We hebben al eerder geconstateerd dat dit paar vroeg is gestart met zijn gezinsuitbreiding. Áls steenuilen al beginnen met leggen in maart, dan is het meestal de laatste paar dagen van de maand. Met het eerste ei op 26 maart behoort ons koppel onbetwist tot de selecte kopgroep van vroegste starters.
Landelijk, en ook in de Zuidoost-Achterhoek waar de BdL-kast hangt, ligt de langjarig gemiddelde legselstart op 16 april. Het merendeel van de steenuilen legt in een doorsnee jaar het eerste ei grofweg tussen 8 en 24 april. 16 april is, berekend over vele jaren, tevens de zogenoemde mediane datum. Dat is de datum waarop de helft van de steenuilenvrouwen al het eerste ei heeft gelegd en de andere helft nog moet beginnen.
In de meeste jaren wijken de gemiddelde en mediane legdatum niet veel af van die langjarig gemiddelde 16 april: het ene jaar tot enkele dagen vroeger, het andere jaar hooguit enkele dagen later. Theoretisch zullen vandaag, 18 april, de meeste steenuilvrouwen dus al hun eerste ei hebben gelegd.
De jaren dat er gemiddeld vroeger wordt gestart zijn de (voedsel)omstandigheden gunstig en vallen vaak samen met goede muizenjaren. In jaren waarin muizen schaars(er) zijn ligt de legselstart doorgaans juist later dan gemiddeld.
Heel bijzonder waren 2013 en 2014: twee opvolgende jaren met de laatste gemiddelde legselstart ooit* (2013: 25 april; 9 dagen later dan ‘normaal’) en de vroegste gemiddelde legselstart ooit* (2014: 7 april; 9 dagen vroeger dan ‘normaal’). Het weer speelde beide jaren een belangrijke rol.
In 2013 volgde na een vrij koude winter een koud voorjaar; vooral maart was buitengewoon kil. Het groeiseizoen kwam maar langzaam op gang en het aanbod aan allerlei kleine prooien bleef dientengevolge achter. Ook de voortplanting van muizen liep ongetwijfeld vertraging op en dit alles maakte de omstandigheden voor steenuilen verre van optimaal. Ze begonnen later en hadden kleinere legsels.
2014 was in alles het tegenovergestelde: van winter was geen sprake en daarna kwam een warm voorjaar, waarin de natuur al vroeg groeide en bloeide. Bovendien was het een super muizenjaar, waarin zowel veldmuis als bosmuis – de twee favorieten van steenuilen – piekten. Een rijk gedekte tafel voor steenuilen en vol vertrouwen begonnen ze vroeg met het leggen van – veel – eieren. Ruim een vijfde van de steenuilenvrouwen legden dat jaar hun eerste ei al in maart.
Net als 2014 hebben we een zachte winter achter de rug en is ook het voorjaar (behalve deze week…) warmer dan normaal. Al sinds februari loopt de natuur ongeveer een maand voor op wat normaal geacht wordt. Dit gecombineerd met de vroege start van ons BdL-koppel maakt het verleidelijk te denken dat steenuilen een vroeg broedjaar beleven. Maar, één vroeg eerste steenuilei maakt nog geen lente …
In het intro vertelde ik al dat STONE voor een onderzoek dit voorjaar zes nestkasten met camera’s observeert. Hoewel in drie van deze kasten de uilen al enkele weken de indruk gaven dat het eerste ei elk moment gelegd zou kunnen worden, moesten we tot gisteren (17 april) wachten op het eerste ei. Herstel: de twee eerste eieren. In een kast nabij Winterswijk legde de vrouw in de ochtend haar eerste ei, in een kast bij Hellendoorn plofte het eerste ei in de avond op de nestkastbodem. Keurig rond de langjarig gemiddelde eerste eilegdatum. Maar in geen van deze andere camerakasten is dus sprake van een vroege legselstart.
De zachte winter en voorjaar ten spijt, het lijkt erop dat 2024 geen al te best muizenjaar is. In het najaar waren er weinig eikels (voor alle duidelijkheid: ik bedoel hier de vruchten van eikenbomen), en dat betekent meestal een mager aanbod aan bosmuizen in de daaropvolgende winter en voorjaar.
En veldmuizen dan? Dat is lastig te zeggen. In de kletsnatte winter stond het grondwater over grote oppervlakten graslanden tot aan het maaiveld. Geen veldmuis zal het daar naar zijn zin hebben gehad. In graslanden op hoger gelegen percelen daarentegen zag ik in de winter en nu ook in het voorjaar, best veel veldmuizenholletjes. Zijn er plaatselijk dan wel veel veldmuizen? En compenseert dat het gemis aan bosmuizen?
Veel vragen dus. Hoewel we er met alle camerakasten met onze neus bovenop zitten, kan ik er nog geen pijl op trekken wat dit zegt over steenuilenbroedjaar 2024. Daarvoor moeten we – gelukkig – toch echt het veld in, om bij een groot aantal nesten gegevens te verzamelen over legselstart, legselgrootte, aantal jongen en prooivoorraden. Eind april / begin mei is het weer zover; #zinin!
*sinds medio jaren 80; vanaf toen werd er op uitgebreidere schaal in Nederland steenuilenonderzoek gedaan
Foto header: veldmuizenholletjes in grasland.
Steenuilenoverleg Nederland (STONE) is een landelijke werkgroep die steenuilenbescherming en -onderzoek coördineert, stimuleert en faciliteert. Daartoe wordt samengewerkt met relevante binnen- en buitenlandse, professionele en vrijwilligersorganisaties. STONE is een vrijwilligersorganisatie, zonder betaalde krachten. Bezoek de website van STONE
18.07.24 Jaargang 18 van Beleef de Lente was een seizoen met twee gezichten: aan de ene kant ..
17.07.24 Wie had gedacht dat de haiku challenge zo'n succes zou worden? Ik zeker niet. Het hee..
17.07.24 Het kerkuilenseizoen van Beleef de Lente 2024 zit erop. Of zoals ze in de Achterhoek ..