Door
Nadja Jansma
Medewerker Vogelbescherming
Geplaatst op 23 juni 2023
Zie ze zitten in de nestkast bij Beleef de Lente, die koddige steenuiltjes. Een duttend bolletje veren waar een klein snaveltje uit piept. Niet veel groter dan een merel zijn ze. Overdag doen ze weinig anders dan doezelen, poetsen, knuffelen, met muizen heen en weer slepen, een hapje nemen. Ze zien er zo schattig uit dat je ze zou willen vasthouden. Ronald van Harxen en Pascal Stroeken van landelijke steenuilenwerkgroep STONE deden dat, ontelbare malen, elk uiltje maar heel eventjes. Om onderzoek te doen, ze te meten en wegen en te kijken hoe het ze vergaat.
Pascal: “Hoe dat voelt? Ja, zacht.” Ronald: “Het voelt eigenlijk toch wel heel speciaal, om een levend wezen in handen te hebben. Heel klein, hij past echt in één hand, maar het is wel een wild dier hè, het is anders dan wanneer je een hond of kat vasthoudt.”
Pascal: “Het zijn allemaal individuen. Dat weten we met name van Beleef de Lente, dat ze allemaal eigen karaktertjes hebben en gedrag. Het is dus die individuele steenuil die je dan vast hebt.”
Sovon schat dat er tussen de 8.000 en 9.500 broedpaartjes in Nederland zijn, aanzienlijk minder dan de 25.000 die er halverwege de vorige eeuw nog waren. Ze staan dan ook op de Rode Lijst van Nederlandse broedvogels. Steenuilen blijven hun leven lang, zomer en winter, op dezelfde plek. Man en vrouw hebben een band voor het leven en de jongen verhuizen na het uitvliegen niet erg ver; met een paar kilometer is het meestal wel bekeken, al zijn er uitschieters tot meer dan 30 kilometer.
Warmteaanbidder als ie is knapt de steenuil graag een uiltje in de zon, vaak op een zichtbare plek, bovenop een schuurtje bijvoorbeeld of voor zijn nest. Dan is hij best goed te bekijken: die ogen, die ogen! Hij lijkt je altijd oplettend en een beetje knorrig aan te kijken. De vrouw zit in hetzelfde verenpak als de man en beide zijn dus even mooi. Het vrouwtje is gemiddeld genomen wel wat dikker en groter.
Elke uil heeft een eigen karakter, dat hadden de mannen van STONE al vroeg door.
Pascal: “Je hebt pittige karakters en rustige types, dat zit er soms al jong in. Een enkele keer heb je een heel fel nestjong, terwijl, meestal zijn ze gewoon rustig. We hadden een paar jaar geleden een nestjong, dat krijste en schreeuwde toen we ‘m gingen ringen! Dat was echt een uitzondering. We hebben het opgeschreven trouwens, mochten we hem ooit als volwassen vogel tegenkomen of ie nog steeds zo fel is.”
Ronald: “De meeste vrouwtjes pak je gewoon op maar er zijn er een paar, dan moet ik altijd even slikken voor ik mijn hand de nestkast in steek want ik weet, die gaat zich verdedigen. Met name met de poten, met die scherpe nagels kunnen ze echt flink zeer doen hè. Ik heb geen handschoenen aan, dat werkt niet. Gewoon een paar keer diep ademhalen en dan toch maar die hand erin.”
In april legt het vrouwtje gemiddeld vier eieren; om de twee dagen een. Ze beginnen pas met broeden als alle eieren er zijn. Dat betekent dat de jongen binnen een etmaal, vaak zelfs binnen 15 uur, na elkaar uitkomen. Bij andere soorten, bijvoorbeeld kerkuilen, is dat anders: die beginnen bij het eerste ei meteen met broeden, waardoor er tussen het jongste en oudste jong wel een week of twee leeftijdsverschil kan zitten.
Als ze de jonge steenuilen wegen, is het verschil in gewicht niet een leeftijdsverschil, omdat de één drie dagen ouder is dan de ander, zoals bijvoorbeeld bij kerkuilen, maar een conditieverschil; de één is beter op gewicht dan de ander. Die was wellicht wat zwaarder toen hij uit het ei kroop, of heeft vooraan gestaan bij het voeren.
Pascal: “Misschien zit daar ook al een karakterverschil in tussen jongen, dat de één wat feller is dan de ander en wat meer prooi te pakken krijgt.”
Druk zijwaartse bewegingen met zijn ellebogen makend: “Ik weet nog de eerste keer dat we een kuiken uit het ei hebben zien komen! Op een gegeven moment zie je ‘m echt wrikken om die twee helften van de eischaal weg te drukken, dat ie zich uit het ei bevrijdt.”
Ronald: “Wat ook gebeurd is, dat je zo’n ei in je hand hebt, dat het dan plotseling begint te piepen! Een dag voordat het ei uitkomt, meldt het jong zich al en dan piept het dus in het ei. Da’s wel apart hoor, zo’n piepend ei in je hand.”
Pascal vult aan: “Je kunt soms zelfs voelen dat ie met zijn eitand aan de binnenkant aan het tikken is.”
Beleef de Lente heeft ontzettend veel kennis opgeleverd over de steenuil. De soort zit er al vanaf het eerste jaar bij, vanaf 2007. In dat jaar was er al een clubje liefhebbers dat de prooien ging tellen. Dat is elk jaar herhaald, dus van al die jaren bestaat een mooi overzicht van wat er aan prooi is aangevoerd, ook dit jaar weer.
Ronald: “Hij staat te boek als muizeneter, maar qua aantallen zijn muizen eigenlijk verwaarloosbaar, het is veel meer een insecteneter. Meer dan driekwart van de prooien zijn larven, rupsen, regenwormen en meikevers. En dat gaat om hele grote aantallen! Hoe minder muizen er beschikbaar zijn, hoe meer kleine prooien er aangevoerd moeten worden. Verrassend genoeg speelt de meikever een heel centrale rol, qua aantallen. Het record staat op 1389 meikevers in één seizoen, in 2019.”
Maar behalve klein insectenspul brengen ze ook wel grote prooien mee naar huis. Ronald: “Ze kunnen een volwassen houtduif de baas! Dan heb je het over een prooi die twee keer zo zwaar is als het mannetje in het broedseizoen. Die slaat ie dan en die neemt ie dan mee de kast in. Dat past haast niet eens, die blijft soms steken in de opening van de nestkast!”
Vijftien jaar steenuilen volgen in Beleef de Lente heeft nog meer inzichten opgeleverd. Bijvoorbeeld dat jonge steenuilen langer thuis blijven wonen als de nestkast groter is.
Ronald: “Het eerste nest dat we bij Beleef de Lente volgden, in Harreveld in 2007, zat in een ouwe kerkuilenkast. Het was best lastig om een geschikte plek te vinden omdat je natuurlijk ook een internetverbinding moest hebben. Dat was toen allemaal nog telefoonverbinding, ISDN, haha.
Wat we toen zagen, is dat de jongen héél lang in het nest bleven! Veel langer dan we altijd gedacht hadden. Dat kwam omdat die kerkuilenkast veel ruimer was dan de nestkasten die wij maakten en ophingen voor steenuilen. Die jongen bleven wel tot dag 40, dag 42 in de nestkast. Terwijl we er altijd vanuit gingen dat de jongen met een dag of 30, 35, de nestkast wel verlaten. Dat doen ze ook wel, als de ruimte beperkt is! Maar als de kast ruimer is blijven ze dus langer. Toen hebben we het formaat van onze nestkasten aangepast, we hebben ze wat ruimer gemaakt.”
De steenuil dankt zijn naam aan het feit dat hij broedt in steenhopen, rotsspleten en (oude) gebouwen. In Nederland broedde hij graag in ruimtes onder daken van schuurtjes en stallen en in boomholtes. Geschikte oude schuurtjes en hoogstamfruitbomen zijn er niet meer zoveel; steenuilen maken gretig gebruik van de nestkasten die door vrijwilligers worden opgehangen.
Pascal: “We kunnen inschatten dat 40-45% van de Nederlandse populatie in nestkasten broedt. Zonder die nestkasten had het er waarschijnlijk veel slechter voorgestaan omdat heel veel nestgelegenheid is verdwenen: schuurtjes die afgebroken zijn, holle bomen die verdwenen zijn. Aan de andere kant, de soort is wel afhankelijk van de vrijwilligers die zich inspannen om nestkasten te plaatsen. Die nestkasten hebben natuurlijk ook niet het eeuwige leven dus die moeten na 10, 15 jaar vervangen worden.”
Ronald: “Ja, dat is tekenend voor de hele natuur in Nederland hè. Die is afhankelijk van ons mensen geworden. En echte natuur, hebben we die nog? Daar kun je best wel vraagtekens bij zetten.”
Ronald: “Half februari controleren we de nestkasten of we volwassen beesten aantreffen, met name de mannen. Want die tref je in het broedseizoen meestal niet aan. Vrouwtjes natuurlijk wel, want die zitten op de eieren. Daarna, in een deel van ons gebied, proberen we vast te stellen of de territoria bezet zijn en dat doe je met behulp van geluid, door te fluiten. Hier aan de andere kant van het dorp is mijn telgebiedje waar ik controleer op de aanwezigheid van steenuilen. En dat doe ik gewoon door ’s avonds rond te gaan en de territoriumroep na te bootsen. En als ik dan reactie krijg dan weet ik: deze plek is nu bezet.”
“Begin `80, toen we territoriumkarteringen deden, werkten we nog met cassettebandjes, recorders en batterijen erin. Dat was natuurlijk een heel gedoe. Je moest het bandje met het geluid steeds terugspoelen. Op een gegeven moment had Gejo Wassink, die in de beginjaren ook bij het steenuilenonderzoek betrokken was, geprobeerd of hij het roepje ook zelf kon fluiten. En dat ging wonderwel, de territoriumroep is goed te imiteren, dus met enige oefening ging dat wel. Hoefde je niks meer mee te nemen. En de uilen reageerden er goed op.”
Pascal: “Misschien lachen ze je uit, dat ze denken, wat een valse steenuil, maar ze reageren in ieder geval wel!”
Ronald: “Zeker in het voorjaar, in de aanloop naar de eileg, kunnen de steenuilen heel fanatiek terug reageren. Ze komen op je af vliegen, gaan boven je zitten. Dat doen ze niet allemaal, mannetjes hebben ook een eigen karakter. Je hebt bescheiden beesten, die blijven zitten waar ze zitten en roepen heel zachtjes terug en komen niet dichterbij. En je hebt er, nou, dan roep je een paar keer, en huppakee, daar komt ie aan en gaat in de boom boven je zitten en als een gek lopen terugschreeuwen.”
Ronald: “De meest bijzondere nestplek, dat is eigenlijk wel eentje in Winterswijk op de oude begraafplaats. Die is openbaar, er loopt een wandelpad langs. En daar zit sinds een paar jaar een steenuil. Midden in het dorp. Met name afgelopen jaar heb ik hem in het voorjaar heel veel gezien en we zijn op zoek geweest naar de plek waar ie zou broeden. We hebben een aantal jaar geleden op verzoek van de mensen die daar werken een nestkast opgehangen. Maar daar zat ie niet in! Dus toen dachten we, hij zit vast in het lijkenhuisje, daar zagen we hem vaak in de buurt zitten. Maar dat huisje is zo afgesloten, daar kon ie op geen enkele manier onder de pannen komen. Om een lang verhaal kort te maken: naar alle waarschijnlijkheid broedt ie in een konijnenhol onder een grafzerk. De grafsteenuil is het dan hè! Men noemt de steenuil ook wel het lijkenuiltje, op z’n Achterhoeks: liekoele.”
“In het Duits heet ie toteneule, en dat roepje wat ie doet, kwiet, kwiet, dat wordt wel geïnterpreteerd als kom miet, kom miet, zo van, kom mee naar de andere kant!”
“Op zich is het niet zo heel bijzonder dat ze in konijnenholen broeden, dat deden ze vroeger heel veel in de duinen en op de Veluwe. Maar door het dichtgroeien van de duinen en het verdwijnen van de konijnenpopulaties is het waarschijnlijk tegenwoordig een zeldzaamheid. Af en toe hoor je wel dat mensen een steenuil voor een konijnenhol zien zitten of iets dergelijks. Maar goed, vaststellen dat ze er echt broeden, je komt er natuurlijk niet in! Maar ik heb me voorgenomen om daar een wildcamera neer te zetten. De grafzerken in de buurt zitten trouwens allemaal onder de uilenpoep. En we vonden laatst ook een braakballetje op de grafzerk.”
Een steenuil is een mensenuil, bevindt zich vrijwel altijd in de nabijheid van mensen. De uilenjongens zijn mensenmensen, want om steenuilenonderzoek te doen moet je bij mensen op bezoek.
Pascal: “Het is een van de leuke aspecten van steenuilenonderzoek. Je komt bij de mensen, je komt op verschillende plekken, veel erven waar je normaal nooit komt. Bij sommige mensen komen we al járen lang! Soms meer dan dertig jaar. Ze rekenen er ook op dat je komt. Als mensen gaan verhuizen, dan geven ze meestal even aan de nieuwe bewoners door dat die uilenjongens in het voorjaar komen. Je wordt wel bij de verkoop genoemd zeg maar.”
De uilenjongens doen al bijna veertig jaar onderzoek naar steenuilen. In het voorjaar zijn ze elke vrijdag, vrijdagavond en de hele zaterdag op pad en dat zo’n elf weken per jaar. Gaat dat nooit vervelen?
Pascal: “Ja goed, je bent er al zo lang mee bezig, ik zou niet weten wat ik anders op zaterdag moest doen in die tijd van het jaar. Je kijkt ernaar uit, het zit in je systeem.”
Ronald: “Primair is het leuk om te doen. Het feit dat je bij mensen op het erf komt, dat is gewoon gezellig, kopje koffie halen, leuk praatje, noem maar op. En het andere deel is toch wel de gedrevenheid, een stukje onderzoeksdrang. Je bent gewoon nieuwsgierig!”
Pascal: “Wat er is veranderd qua onderzoek? Eigenlijk zijn heel veel dingen hetzelfde gebleven. We hebben nog steeds dezelfde ladder op de auto, en we noteren nog steeds alles in een papieren veldboek, daar hebben we een hele stapel van liggen inmiddels van al die jaren. Elk nest heeft een veldformulier dat in een bundel in een ringband zit. En we hebben nog steeds dat bakje van Hella margarine om de uiltjes in te zetten. Die is sinds 1998 in gebruik, die is nog steeds niet kapot.”
Pascal: “En de ringtang hebben we al sinds begin jaren ‘90. Dus om je onderzoek te doen heb je niet veel anders nodig. Het enige is, als je nu een geringd uiltje aantreft, kun je hem heel makkelijk op je mobieltje in de burgerlijke stand van het Vogeltrekstation opzoeken.”
“Het is spannend om uilen aan te treffen die je zelf als jong hebt geringd: waar tref je ze weer aan, leeft dat ene oude vrouwtje nog? Een vrouwtje dat in 2010 is geboren in Duitsland, die zit sinds 2011 bij ons in het gebied en die was vorig jaar nog in leven. Inmiddels is ze met haar huidige man alweer acht jaar samen, het is het paartje dat het langste samen is van de paartjes die we kennen. Daar ben je natuurlijk wel benieuwd naar: treffen we die dit jaar nog aan?”
Ronald: “We zijn eigenlijk steeds nieuwsgieriger geworden! Je zou misschien andersom denken, want je weet steeds meer, maar tegelijkertijd roept al die nieuwe kennis ook zoveel nieuwe vragen op! Dat is een raar proces eigenlijk. Ik zeg wel eens, hoe meer je weet, hoe meer vragen je hebt.”
In februari 2023 werd het 25-jarig jubileum van STONE gevierd, onder meer met een symposium over Basiskwaliteit Natuur in relatie tot de steenuil. Het concept Basiskwaliteit Natuur is enkele jaren geleden door Vogelbescherming gelanceerd met het doel algemene soorten algemeen te houden of weer te maken. De steenuil is een van de soorten die voorheen algemeen voorkwamen, maar tegenwoordig als ‘kwetsbaar’ op de Rode Lijst staat. De soort is gebaat bij de aanwezigheid van fruitbomen, knotwilgen, hagen en takkenrillen. Ook kort gehouden grasland dat wordt begraasd door schapen en paarden doet hem goed, omdat de mest van deze grazers weer voedsel levert in de vorm van kevers en regenwormen. Op dit soort maatregelen liften ook andere soorten mee en wordt de basiskwaliteit van de natuur verder bevorderd. In die zin kan de steenuil als een ‘gidssoort’ dienen voor maatregelen op boerenerven en in het agrarisch gebied.
De camera’s van Beleef de Lente zijn vanaf begin maart tot eind juli aan bij verschillende vogelsoorten zoals de visarend, oehoe, steenuil, ooievaar, bosuil en nog veel meer.
In deze gratis vogelcursus voor beginners leer je in 10 vogellessen veel bekende vogels en hun geluiden herkennen. Met handige tips, filmpjes en ezelsbruggetjes. Je ontvangt direct de eerste vogelles per mail.