Kepen zijn de noordelijke tegenhangers van 'onze gewone' vink. Kepen en vinken zoeken ’s winters elkaars gezelschap op omdat ze hetzelfde voedsel eten: beukennootjes, zaden en pitjes. In koude en sneeuwrijke winters overwinnen kepen en vinken hun schroom voor mensen en tuinen. We zien dat terug in de resultaten van de Tuinvogeltelling: hoe strenger de winter, hoe meer kepen en vinken we tellen.
Bossen, maar ook boomrijke tuinen en parken zijn echt het leefgebied van vinken. Ze houden van zaden, maar ook van zachte delen van de plant zoals knoppen. Het mannetje heeft een oudroze buik en grijs kopje. Het vrouwtje lijkt op een huismus, maar heeft een opvallende witte vleugelstreep. Daar herken je haar aan.
Vooral in strenge winters komen grote aantallen Scandinavische kepen onze kant op en is er kans dat je er één in de tuin treft. Zeker wanneer er beukenbomen in (de buurt van) je tuin staan. De kans om een keep te zien is zelfs groter in een goed beukenjaar. De oranje borst en vleugelstrepen en de gele snavel vallen op.