Wil je roodborst en heggenmus bijvoeren? Strooi dan (gevriesdroogde) meelwormen of zaden op wel tien beschutte plekjes op de grond (onder struiken, tussen blaadjes). Geef niet één keer veel, maar steeds een klein beetje. De reden: ze scharrelen een paar keer per dag de tuin door en volgen dan een soort ‘voedselroute’ van kansrijke plekjes.
Iedereen herkent de roodborst met z'n oranjerode borst en gezicht. Ook in de winter zingen ze en laten daarbij heen en weer draaiend hun rode borstveren zien. Dat doen ze omdat ze het hele jaar een territorium verdedigen. Nodig om genoeg insecten te vinden.
Let bij de heggenmus op het uiterlijk, maar ook op het gedrag. Hij woont net als de roodborst het liefst in z’n eentje in de tuin. Hij scharrelt onopvallend aan de randen en zoekt op de grond naar kleine beestjes met zijn dunne, spitse insectensnavel. Veel minder lijkt zijn gedrag op dat van die ander bruine vogels: huis- en ringmussen. Die houden juist van grote, luidruchtige groepen en hebben dikke zadensnavels.