Vanwege de moeilijk bereikbare broedgebieden in het uiterste oosten van Siberië is het totaal aantal vogels moeilijk vast te stellen. Schattingen lopen uiteen van 250 tot slechts 100 broedparen. Langs de trekroute van deze vogel worden belangrijke gebieden ingepolderd. Ook sterven veel lepelbekstrandlopers door jacht in landen als Myanmar. Deze problemen moeten worden aangepakt om de soort te laten overleven.
Maar dat kost tijd; die tijd heeft de snel krimpende populatie niet. Daarom is BirdLife in 2011 ook gestart met een kweekprogramma. Met deze drastische maatregel wordt alles op alles gezet om de soort te laten overleven. Opsteker in 2013 was de groep van ruim 100 lepelbekstrandlopers die in China bij elkaar zijn gezien, een van de grootste groepen die ooit zijn waargenomen.
Jonge lepelbekstrandlopers kunnen met de hand worden grootgebracht en vervolgens zelf succesvol in het wild jongen produceren. Dat blijkt uit een experiment van de Brits-Ierse organisatie WWT (Wetlands for Life).
De WWT past de techniek van 'bijbroeden' sinds een paar jaar toe, met de bedoeling de populatie groter en sterker te maken. Uit eerste legsels worden de eieren weggenomen, waarop de oudervogels direct aan een tweede beginnen. De weggenomen eieren worden uitgebroed en de jongen losgelaten. Dat werkte opmerkelijk goed: het aantal vliegvlugge jongen groeide met 40 procent.
Meer informatie over de lepelbekstrandloper op de site van Wetlands for Life.