Ook aan de keukentafel zit Joke Colijn, al jaren vrijwilliger bij dezelfde werkgroep. ‘Vroeger ging ik al met mijn dochter stokjes bij nestjes in de wei zetten om te zorgen dat ze niet werden weggemaaid. Dertig jaar later zet ik me nog steeds in voor de weidevogels.’
De Natuur- en Vogelwerkgroep Krimpenerwaard is een actieve club. Colijn: ‘We hebben zo’n negenhonderd leden. Mensen met passie en veel kennis van gebieden in de Krimpenerwaard. Die ervaring en kennis werd lange tijd onvoldoende gebruikt. Er was wel veel duwen en trekken voor nodig om ervoor te zorgen dat wij ook een stem kregen. Gelukkig is er de laatste jaren veel veranderd. We hebben nu rechtstreeks overleg met de provincie Zuid-Holland en BoerenNatuur, de vereniging van agrarische collectieven. Want je kunt toch van elkaar leren.’
Elk voorjaar gaan tachtig weidewachters van de Natuur- en Vogelwerkgroep Krimpenerwaard het veld in om weidevogels te beschermen. Zo ook Colijn: ‘We gaan in gesprek met de boeren, zodat ze rekening kunnen houden met nesten en jonge weidevogels.’
‘Dat is hard nodig’, voegt Graveland eraan toe. ‘Vroeger hadden we hier veel grutto’s. Nu niet meer. Met de veldleeuwerik is het helemaal dramatisch gesteld. Dat was altijd zo’n mooi zomers geluid. Die is nu vrijwel weg uit de Krimpenerwaard. In de vijftien hectare die ik uit mijn huis overzie zitten nul weidevogels meer. Ik zie het voor mijn deur gebeuren: de boer trekt een boomsingel bij zijn perceel en bewerkt het land zo intensief, dat er geen plek meer is voor weidevogels. Gelukkig zijn er ook boeren die van goede wil zijn. Maar een smal kruidenrandje is echt niet genoeg! En er wordt vaak te veel mest gebruikt. Dan overgroeit het raaigras de kruiden. Dat gebeurt als je de akkerranden niet goed onderhoudt. Daar kunnen de kuikens echt niet tussendoor, en insecten leven er in het raaigras nauwelijks.’ Graveland is echter hoopvol: ‘Er is wel iets aan het veranderen. Maar het gaat niet snel genoeg.’
Met de veldleeuwerik is het dramatisch gesteld. Dat was altijd zo’n mooi zomers geluid.
Er moet echt een tandje bij, als het aan Colijn en Graveland ligt. ‘De provincie heeft veel werk gemaakt van de ontwikkeling van een visie voor een ‘rijke groenblauwe leefomgeving’. Daarin staat dat natuurinclusieve landbouw in 2050 een feit moet zijn. Goed stuk, er klinkt ambitie uit. Maar wat precies wordt verstaan onder ‘natuurinclusief’ is voor iedere boer anders. Nu hebben we samen met boeren, natuurbeheerders en vrijwilligers een concreet actieplan gemaakt. Dit plan ligt bij de provincie. Leg bijvoorbeeld kruidenrijke graslanden aan en ‘plasdras’. Dan wordt een deel van het weiland onder een ondiepe laag water gezet. Dit trekt weidevogels aan zoals grutto’s, tureluurs en kieviten. En zorg voor een hoger waterpeil.’
Graveland is ervan overtuigd, op natte weidegrond kan je ook boeren. ‘Alleen minder intensief. Ecologie en economie kunnen heel goed samengaan. Wanneer boeren een zuivelcoöperatie starten en hun streekproducten rechtstreeks in de regio aanbieden – en dan moet je Rotterdam daarin meenemen - dan heb je prima verdiensten.’
Colijn besluit: ‘Waar het uiteindelijk om gaat is dat er gewoon Europese regelgeving voor de bescherming van weidevogels is die nageleefd moet worden! Dat gebeurt gewoon niet. De achteruitgang van boerenlandvogels moet stoppen, en daar moet de provincie wat aan doen.’