Eurasian Bullfinch, Pyrrhula pyrrhula - Vinken (Fringillidae)
De goudvink leeft anders dan andere vinken niet in grote groepen maar in paren of kleine groepjes. Het mannetje is opvallend roodroze-zwart getekend, maar je vindt hem vooral door zijn zachte fluitende roepje. Goudvinken zijn vogels van bossen, parken en tuinen die zich graag ophouden in de dekking. Ze blijven vaak minutenlang stil zitten.
Een wat plompe vink met brede nek. Zowel het mannetje als het vrouwtje heeft een zwarte kap. Het mannetje heeft opvallende helder roodroze buik en wangen. Het vrouwtje is onopvallender beigegrijs gekleurd. Beide hebben een donkere staart, een witte stuit en vleugels met opvallende witte vleugelstreep. Heeft een korte, zware, dikke, zwarte snavel. Juveniel als vrouwtje maar met grijsbruine kop, zonder de zwarte kopkap.
Zacht, fluitend, niet opvallend.
14,5-16 cm
Broedt van eind april tot juli. Heeft meestal twee (soms drie) broedsels van 4-6 eieren. Broedduur 13-14 dagen. Het vrouwtje maakt het nest van gras, mos, bladeren en wat takjes. De jongen zitten 16-18 dagen op het nest en zijn 2-3 weken na het uitvliegen zelfstandig.
Goudvinken kom je tegen in oude en jonge naaldbossen, gemengde bossen, loofbossen, parken en in grote tuinen met veel variatie en ondergroei. In de ondergroei maken ze hun nest. In boomgaarden wordt een goudvink door fruittelers niet graag gezien. Ze eten namelijk in groot tempo de knoppen op.
De goudvink eet bessen zoals die van meidoorn, liguster, kamperfoelie, braam en bitterzoet, vooral om de zaden. Ze eten ook zaden van kruidensoorten zoals brandnetel, wilgenroosje, boterbloem, paardenbloem, kruiskruid en melkdistel. Verder lusten ze graag essenzaden. Als er 's winters weinig essenzaad is, eten ze ook de knoppen van de bomen. Ook die van fruitbomen en dat maakt goudvinken niet populair bij telers.
Goudvinken uit Nederland trekken nauwelijks, maar buiten de broedtijd zwerven ze wel rond op zoek naar voedsel. In Nederland overwinteren goudvinken uit oostelijker en noordelijker gelegen landen (schaars). Vooral in Oost-Nederland is in het najaar wat doortrek te merken van vogels uit Duitsland en Scandinavië, tussen half oktober en half november. In sommige najaren vinden kleine invasies plaats van de noordse goudvink, een andere ondersoort. Van voorjaarstrek wordt meestal weinig gemerkt, het meest nog in maart en begin april.
vrij talrijke broedvogel | jaarrond aanwezig | doortrekker en wintergast in vrij groot aantal
Het aantal goudvinken is de laatste jaren min of meer constant gebleven, met een lichte toename voor de broedvogels. Wel is de verspreiding over Nederland licht afgenomen. In het zuiden van het land zijn er minder grote dichtheden te vinden sinds 1975, mogelijk door verdroging van bossen en gebrek aan jonge bosstadia. In het noorden en delen van de Hollands-Zeeuwse duinen juist een wat bredere verspreiding. Landelijk gezien lijken de aantallen niet veel verandering door te maken.
Aantal broedparen | 9000-11.000 (in 2018-2020) |
Geschat maximum aantal overwinteraars | 20.000-30.000 (in 2013-2015) |
Doortrekkers | 10.000-50.000 (in 2008-2012) |
Bron: sovon.nl
Meer weten over trends? Kijk op sovon.nl.
Bron en meer waarnemingen: Waarneming.nl
In de duinen en in het midden en oosten van het land te zien in het bos, tuinen en parken.
De goudvink komt voor in de boreale, gematigde en bergklimaatgebieden van Europa, waar de bossen en halfopen parkachtige landschappen voorkomen waar de goudvink van houdt.
De aantallen goudvink lijken al jaren min of meer stabiel.
Een goudvink is niet geholpen met een nestkast, want de soort maakt zelf nesten in dichte struiken. Zorg daarom voor dicht (stekel)struikgewas in de tuin. Laten zich ook zien op en rond voedertafels waar ze zonnebloempitten en andere zaden eten. Ook voedersilo's met zwarte zonnebloemzaden worden bezocht.
De goudvink is een beschermde inheemse vogelsoort. Net als alle andere vogels die van nature in het wild in Nederland voorkomen, zijn goudvinken beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn. De bescherming van de goudvink wordt in Nederland geregeld door de Omgevingswet.
De wet verbiedt het om zonder omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit:
Uitzonderingen op de vergunningplicht zijn opgenomen in de wet en bijbehorende uitvoeringsregelgeving. De provincie (en in sommige gevallen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) kan een omgevingsvergunning verlenen die toestaat in strijd met de verboden te handelen. Daarnaast kan de provincie (en in sommige gevallen het Rijk) vergunningvrije gevallen aanwijzen. Aan beide zijn strenge voorwaarden verbonden.
De wet bevat daarnaast algemene regels voor in het wild levende vogels:
De wet biedt bescherming aan alle in gebruik zijnde nesten en rustplaatsen van vogels, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te laten zijn. De nestbescherming geldt voor alle soorten gedurende het broedseizoen en voor een beperkt aantal soorten jaarrond. Nesten van goudvinken zijn alleen gedurende het broedseizoen beschermd. Er zijn geen natuurgebieden voor deze soort aangewezen.
© Foto's: AGAMI © Illustraties vogels: Elwin van der Kolk © Video's: Natuur Digitaal