Dunlin, Calidris alpina - Strandlopers (Scolopacidae)
Rode lijst
De talrijkste strandloper, die in de Waddenzee met honderdduizenden voorkomt; in het binnenland schaars. Heeft in het verleden in Nederland gebroed. In zomerkleed onmiskenbaar, maar buiten de broedtijd te verwarren met andere soorten. Broedt in het noorden van het noordelijk halfrond en kent vele ondersoorten. Hiervan komen er in Nederland zeker drie voor: alpina, schinzii en arctica.
Kleine strandlopersoort; in Nederland zijn alleen de kleine strandloper en de Temmincks strandloper kleiner. Relatief lange snavel, aan de punt iets omlaag gebogen. Zwarte poten, geen witte stuit. In prachtkleed onmiskenbaar door de zwarte buikvlek en de overwegend oranje- of roodbruine bovenzijde. In vlucht met smalle witte vleugelstrepen; staart en stuit met donkere streep, geflankeerd door wit. Talrijkste strandloper en daarom de sleutelsoort tot herkenning van de andere soorten.
Hees, benauwd trillertje.
16-22 cm, spanwijdte 33-40 cm
Legtijd eind april in het zuiden, juni - begin juli in het noorden. Monogaam, niet-koloniaal, territoriaal. Balts en paarvorming in het broedgebied. Nestelt op grond, goed verborgen in de vegetatie; nestkom bekleed met gras en blaadjes. Eén broedsel soms een tweede; 4, soms 3 eieren. Broedduur 20-24 dagen, beide sexen broeden en verzorgen de jongen. Jongen zijn nestvlieders, zijn vliegvlug na 18-24 dagen. Ouders verlaten jongen na uitvliegen.
Buiten de broedtijd talrijk in de Waddenzee, op slikkige wadplaten, veel schaarser aan zoet water. Tamelijk zeldzaam op strand; steeds vaker ook in weilanden met plassen.
Broedt in toendra's, kwelders, natte heide en hoogvenen, natte graslanden aan de kust. Vroeger in blauwgraslanden in Friesland en buitendijks langs de voormalige Zuiderzee.
In de broedtijd onder andere insecten, vooral vliegen en muggen, langpootmuggen, kevers, kokerjuffers, wespen, zaagwespen en haften. Ook spinnen, mijten, regenwormen, slakken en plantenmateriaal. Buiten de broedtijd vooral borstelwormen (zeepieren e.d.), mollusken, insecten, kreeftachtigen, schelpdieren, soms kleine visjes en plantaardig materiaal. Zoekt vooral voedsel op de tast door snel te prikken met de snavel, ook door te pikken. Zoekt meestal voedsel in (grote) groepen. Wast vaak wormen voor het eten. Foerageert dag en nacht, meestal door getijde bepaald.
Verschillende ondersoorten en populaties hebben verschillende trekstrategieën. Verlaten hun broedgebieden vanaf juli. Najaarstrek door Nederland vooral in augustus-november, grootste aantallen in Waddenzee. Overwintert in kleiner aantal in Nederland, voornamelijk in de Waddenzee en Delta (ondersoort schinzii). Ondersoort alpina overwintert vooral in kustzones van Zuid-Europa en Noord-Afrika. Voorjaarstrek vooral in april en mei, vooral schinzii.
doortrekker en wintergast in zeer groot aantal
Vanaf ca.1985 toegenomen in aantal, met minder dan 5% per jaar.
Aantal broedparen | 1 (in 2023) |
Geschat maximum aantal overwinteraars | 250.000-290.000 (in 2016-2021) |
Doortrekkers | 440.000-530.000, okt (in 2016-2021) |
Bron: sovon.nl
Meer weten over trends? Kijk op sovon.nl.
Bron en meer waarnemingen: Waarneming.nl
Vooral in het Waddengebied en in de Delta, in vroege voorjaar steeds vaker ook in natte graslanden in reservaatgebieden (Eempolders bijvoorbeeld).
Broedt vooral in IJsland, Noord-Scandinavië en Rusland. Kleinere aantallen in Engeland, Schotland en Baltische staten; vroeger ook in Nederland.
Staat op de Rode Lijst in de categorie 'Verdwenen uit Nederland'. Broedde in de eerste helft van de 20ste eeuw sporadisch langs de kust en in het binnenland. Recentelijk is er nog wel een enkel territorium vastgesteld. Nederland bevindt zich in het zuidelijkste deel van het verspreidingsgebied. De grens van die verspeiding is intussen naar het noorden opgeschoven.
Schaars begroeide buitendijkse broedgebieden gingen verloren door de aanleg van de Afsluitdijk in de Zuiderzee. Door het verdwijnen van de kustdynamiek en verzoeting van het water raakten broedgebieden ongeschikt. Het verdwijnen van blauwgraslanden in Friesland leidde eveneens tot biotoopverlies.
Rode Lijsten bevatten soorten die bedreigd worden of kwetsbaar zijn. Rode Lijsten hebben geen officiële juridische status, maar hebben in de praktijk wel een belangrijke signaleringfunctie. Voor deze soorten geldt een hogere prioriteit bij het nemen van actieve beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld door hun leefgebieden te verbeteren. Download hier het Basisrapport voor de Rode Lijst Vogels volgens Nederlandse en IUCN–criteria.
Vogelbescherming zet zich al lange tijd in voor bescherming van de Waddenzee (stopzetten en verduurzaming schelpdiervisserij, Rust voor vogels, Ruimte voor Mensen), zodat trekvogels daar in de winter een veilige en voedselrijke plek hebben. In samenwerking met BirdLife International werken wij ook aan de bescherming van de trekwegen ('flyways') van veel vogelsoorten.
Terreinbeheerders en overheid kunnen het leefgebied van de bonte strandloper verbeteren door vergetatie kort te houden in de kwelders en door de aanleg van poeltjes aldaar. Verder is het altijd verstandig gepaste afstand te houden van foeragerende en rustende groepen bonte strandlopers.
De bonte strandloper is een beschermde inheemse vogelsoort. Net als alle andere vogels die van nature in het wild in Nederland voorkomen, zijn bonte strandlopers beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn. De bescherming van de bonte strandloper wordt in Nederland geregeld door de Omgevingswet.
De wet verbiedt het om zonder omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit:
Uitzonderingen op de vergunningplicht zijn opgenomen in de wet en bijbehorende uitvoeringsregelgeving. De provincie (en in sommige gevallen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) kan een omgevingsvergunning verlenen die toestaat in strijd met de verboden te handelen. Daarnaast kan de provincie (en in sommige gevallen het Rijk) vergunningvrije gevallen aanwijzen. Aan beide zijn strenge voorwaarden verbonden.
De wet bevat daarnaast algemene regels voor in het wild levende vogels:
Verschillende natuurgebieden die door bonte strandlopers worden gebruikt als foerageergebied of slaapplaats, zijn aangewezen en beschermd als Natura 2000-gebied. De belangrijkste daarvan is de Waddenzee. Voor deze gebieden gelden strenge regels voor alle activiteiten die mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben op de natuurwaarden waarvoor het gebied is aangewezen. De betreffende gebieden zijn te vinden in een database van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
© Foto's: AGAMI © Illustraties vogels: Elwin van der Kolk © Video's: Natuur Digitaal