Geplaatst op 20 augustus 2014
Zilvermeeuw, kokmeeuw, kleine mantelmeeuw en stormmeeuw zijn de vier meest voorkomende soorten meeuwen in Nederland. Van die vier neemt de kleine mantelmeeuw als enige soort niet in aantal af. Volgens gegevens van Sovon Vogelonderzoek Nederland is de kokmeeuw tussen 1999 en 2012 in aantal achteruitgegaan van zo’n 135.000 broedpaar naar minder dan honderdduizend. Van de stormmeeuw halveerde het aantal broedparen in die periode zelfs van rond de zesduizend naar minder dan drieduizend. Ook de zilvermeeuw zag het aantal broedparen teruglopen: van 65.000 naar minder dan 50.000.
Meeuwen zijn alleseters. Ze hebben een natuurlijk menu van vis, schaaldieren en krabben maar eten ook wormen, emelten, insecten en aas. Dit menu wordt aangevuld met menselijk afval zoals brood, patat en andere eetbare resten, dat wordt verzameld op bijvoorbeeld vuilstortplaatsen. Meeuwen komen ook af op plekken met veel menselijke activiteit (wat vaak gepaard gaat met veel afval) en dat kan voor overlast zorgen. De beste manier om overlast van naar afval zoekende meeuwen tegen te gaan is door te zorgen dat het aanbod van natuurlijk voedsel verbetert en dat afval slechter bereikbaar wordt. Minder rotzooi op straat en ondergrondse vuilcontainers bijvoorbeeld.
Meeuwen zijn koloniebroeders, ze broeden veelal op de grond waardoor hun nesten makkelijk vindbaar zijn voor predatoren zoals ratten. Het broedsucces is dan ook laag. In de duinen zijn geschikte broedplaatsen verdwenen waardoor ze op zoek gaan naar alternatieve broedplekken zoals platte kiezeldaken in dorpen en steden. Door deze plekken ongeschikt te maken om te broeden (bijvoorbeeld door er touwen te spannen) en alternatieve plaatsen zoals schelpeneilandjes te creëren waar geen roofdieren bij kunnen, kunnen de stadse meeuwen weer richting hun natuurlijke habitat worden verleid.